Meer dan de decembermoorden
Met het verschijnen van de verdachten van de decembermoorden voor de Krijgsraad, is het slotakkoord in deze slepende en slopende kwestie ingezet. Maar terwijl het recht met betrekking tot dit drama eindelijk zijn beloop lijkt te krijgen krijgt, blijven andere schendingen van mensenrechten in de jaren tachtig en negentig ongestraft en lopen de daders nog altijd vrij rond. Volgens rapporten van Amnesty International valt het sinds een jaar of tien met de mensenrechten mee, zeker in vergelijking met de roerige jaren tachtig. Maar in diezelfde rapporten wordt felle kritiek geuit op de wijze waarop de misdrijven die gepleegd zijn door de militairen, maar ook door leden van het Junglecommando van Ronnie Brunswijk, worden onderzocht.
De slachting in het vroegere Ndyuka dorp Moiwana, op 29 november 1986, prijkt bovenaan de lijst van Amnesty en andere internationale organisaties. Zeker vijftig mannen, vrouwen en kinderen werden daarbij door militairen vermoord. Onderzoek naar de massamoord is nooit gedaan, de daders zijn dus ook nimmer gepakt. Het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde op 15 juni 2005 unaniem dat Suriname de mensenrechten had geschonden van 130 inwoners, zowel slachtoffers als nabestaanden van Moiwana en beval Suriname een schadevergoeding te betalen. Ook werd geëist dat onderzoek naar de feiten van de zaak en vervolging en bestraffing van de verantwoordelijken zou plaatsvinden, maar tot nu toe is daar niets van terechtgekomen. Wel bood president Venetiaan op 15 juli 2006 namens de regering excuses aan de nabestaanden aan en werd een monument voor de slachtoffers opgericht. Voor de nabestaanden slechts een kleine pleister op een levensgrote wond.
Ook de dood van politie-inspecteur Herman Gooding, die onderzoek deed naar de Moiwana-moorden en die op 5 augustus 1990 hoogstwaarschijnlijk werd vermoord door militairen, is nooit onderzocht. Toenmalig minister van Justitie en Politie Jules Ajodhia wist een maand na de moord niet meer te vertellen dan dat men bij het onderzoek op een blinde muur was gestuit, waarna de zaak in de toch al zo volle doofpot verdween.
Datzelfde geldt voor de dood op 8 november 1988 van Gangaram Panday, dood aangetroffen in een cel op de luchthaven Zanderij. De staat Suriname werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan zijn vrouw en kinderen, maar de daders zijn nog altijd niet opgespoord.
De Aloeboetoe-case is een andere bron van ergernis voor Surinaamse en internationale mensenrechtenorganisaties. Op 27 december 1987 werden in Atjoni zes Marrons door militairen geëxecuteerd, maar ook hier zijn de daders niet berecht en dus niet bestraft. Het Inter-Amerikaans Hof veroordeelde Suriname op 15 mei 1990 wel tot het betalen van een schadeloosstelling aan de nabestaanden.
Maar er zijn nog veel meer zaken, die de geschiedenisboeken niet of nauwelijks hebben gehaald. Zo is nooit opheldering gebracht in tal van gruwelijke schendingen van mensenrechten door het Junglecommando, dat tijdens de binnenlandse oorlog vreselijk heeft huisgehouden in het oosten van Suriname. Getuigen in Moengo en Albina hebben meermalen verteld over martelingen, afrekeningen en andere gruwelijkheden, maar deze kwesties krijgen al helemaal niet de aandacht van de autoriteiten. En dus mag de man die leiding gaf aan het Junglecommando en die dus verantwoordelijk was voor de daden van zijn manschappen, Ronnie Brunswijk, ongestoord rond blijven lopen en zelfs zitting hebben in het parlement.
Dat heeft hij gemeen met zijn toenmalige opponent Desi Bouterse. Met dit verschil dat Bouterse nu wel op het beklaagdenbankje zit. Nu Brunswijk en al die anderen nog, zodat ook de nabestaanden van de slachtoffers van andere mensenrechtenschendingen komen te weten wat er met hun dierbaren is gebeurd.