Melkveesector in zwaar weer – Parbode Sneak Peek
Stijgende onkosten, weinig winst en concurrentie van melkpoeder. De Surinaamse melksector verkeert in zwaar weer. Veel boeren gooien het bijltje erbij neer of stappen over op slachtvee. Is de melkveesector nog te redden? En vooral: is deze industrie nog lonend?
Het meest voor de hand liggende probleem is de lage prijs die boeren krijgen voor rauwe melk die ze aanleveren bij de Melkcentrale Paramaribo (MCP). Deze is namelijk nog lager dan de prijs van een fles water in de winkel, legt spreekbuis van de boeren Edmund Blufpand uit. Sinds twee jaar zit hij op de voorzittersstoel van de Vereniging van Surinaamse Melkboeren (VSMB). Boeren krijgen SRD 2,75 per kilo melk, maar zouden graag een verhoging zien naar SRD 3,50. “De prijs is niet meegegroeid met de inflatie, terwijl de prijzen voor bijvoorbeeld voer wel meegegroeid zijn. Als de Amerikaanse dollar vijf cent duurder wordt, wordt de voerprijs aangepast.” Surinaamse boeren zijn afhankelijk van de overheid wat betreft de prijs. Het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) bepaalt samen met het ministerie van Handel en Industrie (HI) de inkoop- en verkoopprijs van de MCP volgens de Melkwet uit 1959. “Voordat alle onderhandelingen achter de rug zijn, loop je al achter de feiten aan bij een hyperinflatie,”verzucht Blufpand. Dew Sitaram, directeur van de Melkcentrale, bevestigt dit, maar zegt erbij dat je bij elk agrarisch product tegen dit probleem aanloopt. “De inflatie is op een dusdanig hoog niveau dat je de consumentenprijs te veel moet verhogen en daarvoor zou je geen toestemming krijgen van de overheid. Ook ben ik bang dat je jezelf dan uit de markt prijst.” Winston Fernandes, waarnemend hoofd van de afdeling Veeteeltontwikkeling van het onderdirectoraat Veeteelt van het Ministerie van LVV ziet ook geen oplossing in het verhogen van de prijs. “Het is niet de bedoeling dat de prijs van de Melkcentrale constant verhoogd wordt. Dan concurreren ze zichzelf kapot.”
Om de inkomsten in een goed perspectief te zien is het ook belangrijk om te kijken naar de uitgaven van de boer. Deze zitten in het onderhoud van het gras en de samenstelling van geschikt voer. Vooral de kosten voor dit laatste zijn de jaren omhooggeschoten. Blufpand: “Veel boeren gebruiken daarom alternatief voer, afval van de bierbrouwerij. Dat is een stuk goedkoper dan regulier voer. Maar is het ook even goed? En wat als het bierbrouwbedrijf een breakdownheeft, dan moeten er alternatieven zijn.” Blufpand zou graag zien dat de kosten voor voeder verlaagd worden. Maar dat is eigenlijk het probleem niet, legt Fernandes uit. Boeren kopen volgens hem teveel voer, koeien hebben helemaal niet zoveel fabrieksvoer nodig. “Vanuit het ministerie promoten wij gras als hoofdvoeding, aangevuld met fabrieksvoer en voedergewassen. Dan krijg je meer melk. De basis moet gras zijn, maar bij de meeste boeren is dat het niet. Koeien grazen wel in de wei, maar dat is niet voldoende, omdat de kwaliteit en kwantiteit van het gras niet goed is. De boer zou z’n gras vaker moeten bemesten of snijgrassen moeten planten en dat voeren aan de koeien op stal.” Hij benadrukt dat de meeste boeren traditioneel zijn en niet met de moderne tijd meegaan. Tijd en ruimte om te investeren in beter gras willen of hebben boeren niet. “Een schepje voer erbij doen is veel makkelijker. Boeren zijn vaak eenmansbedrijven, die willen geen extra werk doen.”
Gras als hoofdvoeding,adviseert het rapport van Bert Voskuil, afgevaardigd veeteeltdeskundige uit Nederland, in 2012 ook. “In veel gevallen wordt niet optimaal gebruikgemaakt van de beperkt beschikbare grond op de bedrijven. Soms wordt gras van buiten aangevoerd. Maar meestal krijgt het vee te weinig ruwvoer aangeboden. Vaak wordt dit gecompenseerd door hoge krachtvoergiften, voer uit de fabriek. Een efficiënte melkveehouderij moet echter gebaseerd zijn op een goede groenvoervoorziening.”Een goed rapport volgens Fernandes, maar helaas denkt hij dat het bij veel boeren in de la verdwijnt. Voor goed en voldoende grasvoer is echter een goed weiland nodig, en daar schort het nogal aan volgens Blufpand. “De weilanden laten heel veel te wensen over. Input van boeren om dit te verbeteren wordt niet gesteund door de overheid en boeren hebben niet de middelen om het zelf te doen.”
Verder lezen? Het hele artikel is te lezen in het februarinummer van Parbode.