Memre, Elfriede Baarn-Dijksteel
Bijzondere Surinamers zijn een jaar na hun heengaan allerszins een terugblik waard.
Opdat ze niet vergeten worden…
Elfriede Baarn-Dijksteel
Paramaribo
19/08/1947 – 01/02/2010
‘Mijn taak is hier volbracht. God wil me bij Zich hebben’. Met deze woorden nam Elfriede Baarn-Dijksteel bewust afscheid van haar geliefden. Elfriede overleed op 1 februari 2010, ze werd 62 jaar. Maanden daarvoor was ze al ernstig ziek. Van huis uit onderwijzeres, was ze vroeg betrokken bij het vormen van jongeren.Werken met deze groep nam ze serieus en ze deed het van harte. Ex-leerlingen van de Christus Koningschool kunnen daarvan meepraten.
Tien jaar lang gaf ze leiding aan de culturele vereniging Na Afrikan Kulturu Fu Sranansma (NAKS). Volgens Fred Fitz-James, organisator van Afro-Surinaamse activiteiten in Rotterdam, heeft Elfriede NAKS meer dynamiek gegeven. “Zij was altijd bezig mensen te stimuleren hun talenten en capaciteiten tot ontwikkeling te brengen.” In Suriname, Nederland en de Verenigde Staten verscheen enkele maanden na haar overlijden de gedichtenbundel Son ten na mi Jenge. Baarn ontving in 2008 uit handen van president Venetiaan de onderscheiding ‘Grootmeester in de Ere-orde van de Gele ster’, vanwege haar vele verdiensten voor de Afro-Surinaamse cultuur.
‘No sidon tapu bakra sturu dan yu e trowe yu nengre oso bangi’, was één van haar klassieke uitspraken. Hiermee wilde ze het belang van de eigen cultuur benadrukken. Ze was ook steeds bezig vernieuwingen door te voeren. Eén daarvan was de opzet van de muziekschool Mi Agida, waar onder andere Liesbeth Perotie als docent bij betrokken is.
Volgens Fitz James was een van haar bekende uitspraken: ‘Sta niet stil, maar kijk verder’. Misschien is ook daarom een nieuwe invulling gegeven aan de afkorting NAKS. In het verleden betekenden deze letters ‘Na Arbeid Komt Sport’. Volgens Clifton Braam heeft Friede, zoals ze doorgaans bekend stond, deze organisatie uit een diep dal gehaald.
Ze was getrouwd met Wilgo Baarn en samen hadden zij twee kinderen, Jennifer en Gerley, en een pleegdochter Maritha. Wilgo leerde Elfriede bij NAKS kennen waar ze op jonge leeftijd lid van werd. Wat hem in haar aantrok, was de rust die zij uitstraalde. “Elfriede was een zelfverzekerde vrouw die in situaties waarin het mis dreigde te gaan wijsheid en tact bezat om zaken in goede banen te leiden.” Een bijzonderheid was ook dat Elfriede haar eigen begrafenis in elkaar had gezet. Een heuse processie bracht haar ten grave. ‘Ai misi Friede kis wan warti afscheid, lek fa a libi, a so a beri’, werd er geroepen. Een familielid deed daar een schepje bovenop: ‘Als je vóór je dood niet geleefd hebt, kan je na je dood niet verder leven’. Iemand antwoordde daarop: ‘Langa libi gi mis Friede! ’