Mi eigi Moengo: Eric Nelstein – Parbode Sneak Peek
Aan de Abraham Crijnsenlaan in Moengodorp staan prachtige huizen. Ze zijn gemaakt van houten planken en bestaan uit twee schuin naast elkaar gelegen woonruimtes. Het iets naar achteren gelegen gedeelte heeft een trappetje naar de voordeur. Dit is nodig, want het geheel staat op vierkante, taps toelopende betonnen palen, om beschermd te zijn tegen het water dat de enorme regenbuien soms achterlaten. Momenteel zijn het de ambtswoningen van de afdeling Sportzaken.
Voorop het erf van zo’n woning zit een niet zo’n grote man in een plastic tuinstoel. Hij vindt zijn balans in een wiebelachtige samenwerking tussen de twee achterpoten en de stam van de boom waartegen hij zijn voeten heeft gezet. In zijn schoot ligt een goudkleurig pakje sigaretten.
Erik Neilstein praat snel, soms ietwat binnensmonds. Heel Moengo, en grote delen erbuiten, kent hem onder zijn bijnaam Pele. Kijkend naar een tv-scherm met voetbalwedstrijden, was dit het eerste woord dat hij kon zeggen: Pele. En sindsdien heet hij zo.
Voetbal is zijn lust en leven. Al op zevenjarige leeftijd had hij zijn eigen team: de Peleboys. Naast het talent op het veld profileerde hij zich steeds meer als coach. Na de Binnenlandse Oorlog besloot Pele terug te keren naar Moengo om te helpen met de wederopbouw als sportcoach voor de jeugd. Hij heeft ontzettend veel jongeren getraind en talenten ontdekt.
De eerste keer dat ik Pele ontmoet, is hij een damesteam slagbal aan het coachen terwijl hij een scorebord timmert. Hij doet alles. Voor een uitgebreid privéleven heeft hij geen tijd, alles draait om de jongeren. Wanneer hij daar mee bezig is, vergeet hij elke afspraak die hij eerder heeft gemaakt.
Momenteel traint Pele jongeren in alle takken van sport. Dammen, basketbal, volleybal, slagbal, maar vooral natuurlijk veel voetbal. Moengo staat bekend om zijn voetbalteam, dat na vele andere namen, nu door het leven gaat als Inter Moengo Tapoe. De jongens zijn drie keer jeugdkampioen van Suriname geworden.
Lees het hele artikel in het novembernummer van Parbode