Mi eigi Moengo: Juf Barbara
Onze eerste kennismaking vindt plaats door het openstaande raam van het gebouw van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Sinds twee maanden is juffrouw Barbara een lantiman, een ander woord voor landsdienaar. Hiervóór heeft ze vele jaren les in tuinbouwkunde gegeven aan de Barronschool. De meeste mensen in Moengo kennen haar dan ook als ‘juf Barbara’.
Dertig jaar geleden is ze van het Nederlandse Wageningen naar het Surinaamse Wageningen gekomen om daar bij de SML te werken. De tienduizend hectare rijstpolder waaruit het gebied bestaat, werd vaak als proeftuin voor het Nederlandse Wageningen gezien. Vanuit deze plek is juf Barbara vijftien jaar geleden in Moengo terechtgekomen. Of eigenlijk moet ik zeggen: in het aangrenzende dorp Abadoekondre.
Ik zoek haar daar op en tref een vrolijke mengeling van mensen op het erf. Binnen wordt er op een gitaar getokkeld, buiten timmert haar jongen een houten speelgoedhuis in elkaar, een ander schommelt rustig in een hangmat. Met zijn allen wandelen we achter op het erf tussen de vele fruitbomen, ananasplanten, tajer, pompelmoezen en ander eetbaar goed. Gul en gastvrij als ze is, mogen we alles proeven. En wat smaakt fruit toch fantastisch als het net zongerijpt van de boom komt!
Rustig wandelt juf Barbara over haar grond. Ze kent alle namen van de planten en hun helende eigenschappen. Haar manier van wandelen verraadt een lang verblijf in de tropen. Zij weet te lopen zonder het bovenlichaam te veel te bewegen. Wanneer ik ernaar vraag, lacht ze en antwoordt dat ze in de meeste zaken nog Surinaamser is geworden dan de Surinamers. Dit is haar land, hier werkt en leeft ze.
Al is het de laatste jaren voor haar en vele Moengonezen erg sappelen geworden. Eigenlijk zijn ze hier dubbel gedupeerd: de sluiting van Suralco met al haar omringende bedrijven en het feit dat de Surinaamse dollar nog maar de helft waard is, maken het dagelijks leven zwaar.
Juf Barbara hoopt op verbetering, een omslag, maar als ik vraag naar haar favoriete plek in Moengo noemt ze tot mijn verbazing de verspringbak van de atletiekbaan. Ik kijk haar verward aan. “Wist je niet dat we jaren geleden goud hebben gewonnen bij de Junioren Olympische Spelen? Naast kunst zijn we daar ook goed in.” Een Cubaanse trainer heeft de club vanuit het niets opgebouwd. Het is ploeteren, zelfs vier jaar na de behaalde medaille traint hij nog steeds in het donker. Om ze aan te moedigen is juf Barbara voorzitter geworden van de atletiekclub. Zo geeft ze vorm aan de hoop op betere tijden. Het tekent haar betrokkenheid in een samenleving waar ze in de loop der jaren één mee is geworden.