Mi Gudu, 39
Leonoor Wagenaar was vanaf de oprichting tot juni 2008 hoofdredacteur van Parbode. Maar de werkelijke reden voor haar verhuizing enkele jaren geleden naar Suriname was dat zij en vooral haar man René Segerius hier een cruiseschip wilden bouwen. Daarover schreef ze een column in de Amsterdamse krant Het Parool, die ophield toen de Mi Gudu in de vaart werd genomen. Nu krijgen deze columns een vervolg in Parbode (en op www.migudu.net).
Het heeft wat voeten in aarde gehad, maar ze zitten in hun nieuwe volière (die trouwens dezelfde dakconstructie heeft als de gastenhuisjes, met dakkapel en al). Dat duurde, al met al, toch nog drie weken. Drie weken waarin de raven het balkon volscheten en steeds gewaagdere uitbraakpogingen ondernamen. Vooral Romeo (hij lijkt me inderdaad een mannetje, zoals de indiaan van wie hem hebben al zei) kreeg het voor elkaar om tussen de spijlen van het hekje door te kruipen, vooral om beter in de gaten te houden wat er beneden op het erf zoal gebeurde. Of via zijn nachthok zomaar op de reling te klimmen, ik dacht dat ik een hartverzakking kreeg!
Drie weken waarin de schuifpuien dus gesloten moesten blijven (kattengebroed) en waarin ik maar met emmers en dweilen aan het sjouwen was. Maar uiteindelijk droeg René de hevig fladderende Romeo en de minder tegenspartelende Julia om beurten naar beneden. Eenmaal op hun plateautje hadden ze rode wangen van de opwinding. Echt waar! Ara’s kunnen kennelijk blozen. En zo vrijpostig als ze op het balkon waren, zo bedeesd zaten ze er nu bij. Bevangen door Agorafobie. Eten wilden ze nog wel, maar dat enge trappetje? Die hoge stok? Mij niet gezien!
Tokkie had daar volstrekt geen last van. Tokkie bleek blij met z’n hokkie en hipte opgewekt van stokkie naar stokkie. Ergonomisch komt er trouwens nog heel wat kijken bij de inrichting van zo’n vogelkooi. We begonnen met lukraak stokken plaatsen, maar daardoor komt Tokkie bijvoorbeeld moeilijk op de grond (René heeft een klapstoeltje voor hem neergezet) en het slaapplateau van de raven is zó geconstrueerd dat ze er via het hek niet in kunnen: de opening tussen het schuine dak en hun plekje is domweg te smal. Nu klauteren ze óm: het tomatenkistje van Roke staat er, mét hun blauwe toddedekentje en daarin liggen ze samen oervergenoegd naar de rivier te kijken: twee snavels boven de rand van het bedje. Ze lijken trouwens wel heel verliefd: bijna steeds onafscheidelijk en altijd maar aan elkaar plukken.
Ik heb ze net even gebaad met de tuinslang. Als Tokkie me aan ziet komen schiet zijn gejeminiëer van opwinding ruim een octaaf omhoog. Gretig stelt hij zich op voor de tuinslang en als hij nat genoeg is krijg ik zijn steeds rijker bevederde kont toegekeerd, terwijl hij rillend van genot het water over zich heen laat komen. De raven zijn wat gereserveerder en als Julia wegkruipt, stop ik, hoewel Romeo dan nog heftig nawappert met z’n machtige vleugels.
Ze blijven trouwens ook naar ons toe hartverwarmend lief; als ik in hun kooi stap willen ze m’n haar doen, op schoot of schouder, en het liefst eindeloos geknuffeld. Tokkie is wat lastiger: een opgewonden woelwater die maar rond blijft springen, ik weet niet eens of hij het fijn vindt om aangehaald te worden. Mijn toekankennis reikt gewoon niet zo ver. Maar dat hij eenzaam moet zijn, staat buiten kijf. Volgens internet leven ze in grote groepen bij elkaar en slapen ze zelfs met z’n allen in één holletje. Dus ga ik wel op zoek naar een partner. Maar dan niet weer zo’n kuiken. Gewoon eentje van zijn leeftijd. Hoewel, je kunt ook weer niet al te kieskeurig zijn, witborsttoekans liggen niet voor het oprapen, naar het schijnt.
Terwijl ik zit te schrijven gaat de bouw beneden aan mijn voeten stug door. Zo veel vertraging als het eerste huisje op heeft gelopen, door zware regenval en onbekendheid met het project, zo zinderend snel groeit het tweede. Gisteren, toen we terugkwamen uit de stad, hadden onze arbeiders de vlag maar vast in top gehesen: voor de tweede keer het hoogste punt bereikt! Net zijn ze begonnen met de dakplaten. Eigenlijk zouden we nog zes van die kistwoninkjes moeten zetten, nu de mannen de smaak te pakken hebben, maar gelukkig hebben we die ruimte niet. En het geld evenmin.
In de werkplaats is René druk in de weer met de kozijnen en als die er in zitten, met houten louvredeurachtige luiken waarachter muskietengaas komt, dan kunnen we met de bekleding van gipsplaat beginnen. En dan met de inrichting. Bescheiden maar wel comfortabel, met, ook weer, warm en koud water, een keukentje, koelkast, lekkere bedden. Geen airco, nee. Met die altijd aanwezige rivierwind zou dat onzin zijn. In het grote huis hebben we sinds een half jaar airco in de slaapkamer en dat ding gaat nóóit aan.
René schat dat alles tegen het einde van het jaar af zal zijn. En dan mogen we ons gaan bezinnen over het zwembad. Yes!!! Ik begrijp dat we moeten wachten, die huisjes (en het schip) slurpen alle aandacht nu op. Maar ik verheug me natuurlijk enorm op dat laatste project. Een eigen zwembad in je tuin; in mijn ogen is dat toch wel het summum van luxe!
Rond Mi Gudu is het rustig, ook bij ons doet de crisis zich gelden. En eigenlijk komt dat dus niet zo slecht uit. We zijn nu letterlijk in de toekomst aan het investeren en dan is het beter dat we er met onze neus bovenop zitten: Mi Gudu drijft niet weg, zal ik maar zeggen. En als de economie weer aantrekt, zijn wij er klaar voor. Brasa