Mi Tori: Crash in Commewijne
Hoe kan je een vreselijke gebeurtenis laten rusten als je eigenlijk niet weet wat er precies gebeurd is? Vishal Sewkaransing en zijn ouders kwamen in een nachtmerrie terecht: broertje en jongste zoon Vijajendra (roepnaam Djine) overleed bij een vliegtuigongeluk. Een motorstoring, zo werd verklaard. Maar hoe? Waardoor? Ruim zes jaar na dato is het nog steeds gissen. Vishal over onmacht, verdriet en een verkeerd herdenkingsbord.
“Negentien jaar was hij, toen Djine overleed. Het was 10 oktober 2002. We hoorden het tegen acht uur ’s avonds. Ik was op vakantie bij mijn oom in Nederland en we waren onderweg naar huis. Mijn oom en ik waren gaan tanken. We werden opgebeld door mijn opa, die ook in Nederland woont. Hij vroeg waar we waren. ‘Kom snel naar huis’, zei hij.
Terug bij mijn grootouders zei mijn opa dat mijn broertje overleden was. ‘Hoe bedoel je?’, vroeg ik. ‘Hij was gaan vliegen, er is een ongeluk gebeurd en hij is niet meer teruggevonden’, was het antwoord. Ik ging rustig zitten en zei dat ze hem straks heus wel zouden vinden. Ik dacht niet dat er iets ernstigs gebeurd zou zijn: hij kon tenslotte goed vliegen.
Mijn oom probeerde naar Suriname te bellen, maar niemand nam op. Na een tijdje werden we gebeld: zijn lichaam was gevonden en zou naar de stad gebracht worden. Ik besefte het nog niet, wilde het gewoon niet geloven. De volgende ochtend kregen we heel veel familie over de vloer. Iedereen kwam condoleren. Ik stond er gewoon bij, wist niet wat er gebeurde. Ik dacht altijd dat ik me alles heel goed herinnerde, maar nu ik er aan terug denk, besef ik dat ik er eigenlijk helemaal niet bij was. Op die momenten was ik helemaal afwezig.
Van kleins af aan wilde hij piloot worden. Hij wilde altijd vliegen. Mijn moeder was het er eigenlijk niet mee eens, maar omdat hij zo enthousiast was hebben ze hem toestemming gegeven. Financieel hebben ze alles geprobeerd, het was een dure studie. Hij was altijd een pientere jongen, van kleins af aan. Een goede jongen met veel vrienden. Mensen in zijn omgeving hadden veel respect voor hem en hij had heel veel plannen. Nog voor zijn overlijden had hij een auto gekocht. Hij was pas negentien, maar een eigen auto had hij al.
Na twee of drie dagen konden we pas naar Suriname. Het ongeluk gebeurde op donderdag en wij konden pas naar Suriname op zondag. De laatste avond in Nederland heb ik bijna niet geslapen. We kregen die dagen zo ontzettend veel bezoek. Iedereen die het had gehoord kwam langs. Een neef van mij, die ook was gekomen, is naast mij op de bank komen zitten. Hij is tot zeker drie uur ’s nachts gebleven en heeft me ook veel ondersteund.
Toen we in Suriname aankwamen, in Wanica, was bijna de hele familie aanwezig. Ik liep ons huis binnen en iedereen omhelsde me. Ik zocht naar mijn moeder. Het moment dat ze mij zag kwam ze direct naar me toe. Ze begon te huilen, vroeg waar ik al die tijd was. Ik zei: ‘Ik ben er. Maak je niet druk.’ Ik liep naar mijn vader, die samen met mijn opa bij de priester zat. Ik gaf ze een hand, omhelsde ze ook. Daarna ging ik erbij zitten en ze kwamen ons allemaal een hand geven om te condoleren.
Iedereen was verdrietig. Ik kan me niet meer herinneren hoe of waar ik toen ben gaan slapen. Toen ik aankwam in Suriname vroegen ze of ik het lichaam nog wilde zien. Ik had het niet in me, voelde er niets voor. Ik zou ‘m bij de crematie wel te zien krijgen. Die was woensdag. De hele familie was er. mijn broertje had met elk familielid een hele goede band. Hij was uitzonderlijk.
Bij Weg naar Zee hebben we hem gezet op de plek waar hij gecremeerd moest worden. Ik heb de crematie geleid. Voor mijn opa en mijn vader was het te zwaar. Ik was ook degene die het vuur aanmaakte. Toen hij begon te branden ben ik bij mijn moeder gaan zitten, waar ik de rest van de tijd ben blijven zitten.
Ik denk aan hem op het moment dat ik over hem praat. Als mijn moeder over hem begint, probeer ik er even mee te gaan, om dan snel van onderwerp te veranderen. Het is best heftig, voor mij ook. Juist als je erover praat ga je er beter mee om. Toch verander ik van onderwerp: mijn moeder wordt er emotioneel van en ik ook. Voor zover ik kan, probeer ik wel te luisteren en te praten.
Bij die crematie hebben we toch zeker tot vier, vijf uur ’s middags gezeten. Toen we thuis kwamen hebben we nog een dienst gehouden, zoals het hoort bij Hindostanen. Dat voelde wel als een soort verlichting. Ik weet niet hoe dat kwam. Je voelt je anders na dat soort dingen. Je bent verdrietig, maar je denkt: ‘Hij is gaan rusten, hij is naar het hiernamaals’. Van die avond weet ik ook niet veel. Ik weet wel dat we de volgende ochtend vroeg opstonden, omdat we de as bij elkaar moesten brengen. Daarna gingen we met z’n allen naar de rivier bij Leonsberg. Daar huurden we een bootje en kwamen we op de samensprong van de Surinamerivier en de Commewijnerivier. Daar hebben we de as uitgestrooid en de kransen te water gelaten.
Ik heb veel met mijn moeder gesproken. Stukje bij beetje vertelt ze wat hij allemaal zei. Een dag voor zijn dood zei hij bijvoorbeeld tegen mijn moeder dat hij naar Nederland wilde. Zomaar, uit het niets. Nooit wilde mijn broer naar Nederland. Dat was al bijzonder, maar er was nog iets. De dag voor het ongeluk was hij bij mijn moeder geweest op kantoor. mijn moeder werkte aan het loket van een cambio. Bij haar op kantoor hingen papiertjes aan het raam geplakt. Hij maakte een notitie. Op één van die papiertjes schreef hij: ‘Vijajendra was here’. Met de datum van die dag: 10-10-2002. Ik heb dat papiertje nog steeds in de auto.
Ik vond dat zo vreemd. Het laat je denken dat hij waarschijnlijk al wist wat er ging gebeuren, alsof het een soort voorgevoel was. Mijn moeder heeft me ook verteld dat hij de avond daarvoor langs z’n vrienden en vriendin geweest is. Of het afscheid nemen was: geen idee. Maar hij is daar wel geweest. Met volledige zekerheid kan ik zeggen dat het overlijden van mijn broertje het eerste is waar mijn moeder aan denkt als ze opstaat. Elke dag.
De plek waar het ongeluk plaatsvond, is in het bos in Commewijne, in Belwaarde. Die plek is niet toegankelijk voor publiek. Een vriend van me deed in die buurt een rally. Hij zei me dat er een bordje stond, met de tekst dat daar een piloot was verongelukt. Ik heb me laten vertellen dat er een verkeerd jaartal opstaat: 2005, in plaats van 2002.
De plek zelf konden we dus niet bezoeken. Daarom hebben de autoriteiten het wrak overgebracht naar een gedeelte van het bos dat wél toegankelijk was. Het wrak hebben we dus wel gezien. Ik kan me maar moeilijk voor de geest halen wat we die periode daarna deden. Mijn moeder heeft het in elk geval heel erg zwaar gehad. Langer dan een jaar heeft ze gewoon thuis gezeten. Ik had gedacht dat ze wel iets van begeleiding zou krijgen, maar die heeft ze nooit gehad.
Mijn vader werd doorverwezen naar de psychiater en is daar ook naar toe geweest. Hij heeft ook een hele tijd thuis doorgebracht. Het was een hele shock voor hem. Tijdens de vliegramp van Suriname was hij in de toren als luchtverkeersleider. Mensen zeiden dat hij de levens genomen had van zoveel mensen, dat daarom zijn zoon eraan was gegaan. Terwijl het helemaal niet zijn fout geweest was. Dat is echt iets van twintig jaar of langer geleden. Hij trekt het zich wel aan. Ik sta niet in zijn schoenen, maar ik zie aan zijn uitdrukking en uitstraling dat het hem toch raakt.
Mensen van buiten kunnen wel advies geven, maar voor hen is het anders. Ze kunnen het makkelijker loslaten. Wij, de naaste familie, hebben een andere band. Vooral mijn ouders en grootouders. Ook zij hebben het er nog steeds moeilijk mee. Wat ik begrepen heb, was dat er een motorstoring was. Maar waar dat door werd veroorzaakt, weten we niet. Als je ernaar vraagt, krijg je altijd te horen dat de motor naar de fabrikant moet worden gestuurd, om het te laten uitzoeken. mijn moeder of ik, we hebben nooit gehoord wat de oorzaak is. Ik denk dat ze het vergeten zullen zijn. Ik zou graag willen weten waarom het gebeurd is. Oké, het is een motorstoring, maar waarom? Er was wel brandstof. Er werd een verklaring afgegeven waarin stond dat hij zijn brandstof loosde voordat hij de noodlanding maakte. Hij heeft geprobeerd te starten. Dat is allemaal doorgegeven maar daarna is het weer uitgevallen.
Ik weet niet wat er precies gebeurd is. En ik betwijfel of het ooit bekend zal worden gemaakt. Je moet rekening houden met de Surinaamse factoren, hoe men hiermee omgaat. In het buitenland zal het waarschijnlijk anders gaan. Ik denk niet dat mijn vader moeite doet om er achter te komen wat er gebeurd is. Dat begrijp ik wel, ik merk het ook aan mezelf. Je wilt wel weten wat er gebeurd is, maar andere kant moet je zoveel moeite doen, kom je zoveel obstakels tegen. Als het komt dan komt het, denk ik.”