Mi Tori: De hel van een cel
Je leest er bijna dagelijks over in de krant: ‘Bolletjesslikker aangehouden op Zanderij’ of ‘Drugssmokkelaar krijgt celstraf’. Het verhaal hierachter krijgen we bijna nooit te horen.
De inmiddels 28-jarige Remy weet er echter alles van. Hij behoorde ook tot het dubieuze legioen dat probeert via het smokkelen van drugs een paar centen te verdienen. Maar al bij zijn eerste poging liep hij tegen de lamp. En boette daar in een onaangename cel voor.
“Elf maanden en drie dagen!” Remy zucht alsof hij in de paar fracties van een seconde dat hij die woorden zegt de hele film van zijn verblijf achter de tralies ongewild aan zich voorbij ziet schieten. “Het is nu drie jaar geleden, maar ik denk er nog elke dag aan. Dan lopen de rillingen over mijn rug.
“Boi, wat ben ik stom geweest, dat besefte ik achteraf ook wel. Maar wat kon ik anders? Ik heb de Mulo niet afgemaakt, ben in de tweede klas gestopt. Ik had wel een baantje hier en daar. Maar dan verdiende ik driehonderd, hooguit vierhonderd srd per maand! Wat doe je daar nu mee? Ik gaf mijn moeder wat geld, ging wat drinken met vrienden en kocht soms een portie, maar na twee weken was het op. Ik wilde meer, zoals iedereen dat wil. Een toekomst opbouwen, een eigen huis, de dingen doen die ik wilde doen. Daar is toch niets mis mee? Gewoon de dingen die iedereen die op een eerlijke manier geld wil verdienen, zou willen doen.
“Maar het kon niet, ik hield niks over. Terwijl al mijn vrienden in een mooie auto reden of op zijn minst een brom hadden. En hun vriendinnen meenamen naar White Beach of Cola Kreek. Ik had niet eens een vriendin, wie wil nou een arme jongen die niks heeft? Sabi toch?”
Zus
Toch was bij Remy, volgens eigen zeggen, nooit de gedachte opgekomen om via criminele weg geld te verdienen. En al helemaal niet om drugs te gaan smokkelen. “Mijn zus die in Nederland woont en die ik al jaren niet had gezien, kreeg een zoontje. Ze is mijn enige zus, dus ik was zó blij. Ik wilde er zó graag heen om ze te zien! Maar ja, ik had geen geld. Een vriend van mij zei dat hij wel een manier wist hoe ik wat geld kon verdienen. En nog een gratis ticket kon krijgen ook. Toen hij voorstelde om cocaïne te smokkelen schrok ik mij eerst dood. Maar ik wilde zo graag bij mijn zus zijn en ik dacht van ‘wat kan mij nou gebeuren, dat gaat wel lukken’. Ik dacht eigenlijk niet eens serieus na over de gevaren.”
Alles werd voor hem geregeld: paspoort, visum en alvast honderd US dollar zakgeld. “Als ik de bolletjes in Nederland keurig zou afleveren op het adres dat ze mij gaven, zou ik nog een keer drieduizend dollar krijgen. Man, dat was voor mij een hoop geld. Ik zag het helemaal zitten. Het visum was geen probleem, mijn zus stond garant. Nee, zij wist natuurlijk niet hoe het echt zat, ik heb haar verteld dat ik het geld voor het ticket zelf bij elkaar had gespaard.”
Twijfels
De dag voor vertrek kwamen twee mannen en een jonge vrouw bij Remy langs om de bolletjes af te leveren. “Het waren er 67. Ik heb ze de volgende ochtend, enkele uren voordat ik naar Zanderij moest, geslikt. Niet echt prettig moet ik zeggen, maar het is gelukt. Ik kreeg toen echter wel twijfels, vooral omdat ik bang was dat een bolletje kapot zou gaan. Dat overleef je niet. Maar ik dacht er geen seconde aan dat ze juist mij zouden aanhouden.
“Zelfs de taxirit naar Zanderij hadden ze voor mij geregeld. Het was een handlanger van de lui die mij de bolletjes hadden gebracht. Die zet je voor de deur uit de auto en rijdt dan zelf snel weer weg. Voor het geval ik gepakt zou worden. Na de paspoortcontrole ging het mis, terwijl ik juist dacht er doorheen te zijn. Ik moest mee naar een aparte kamer en daar werd gezegd: ‘jij hebt bolletjes geslikt’. Ik ontkende natuurlijk, maar ze geloofden mij niet.
“Ik werd vanaf Zanderij overgebracht naar het cellencomplex van Nieuwe Haven. Boi, ik schrok mij dood toen ik daar binnenkwam! Ik kende de verhalen wel, maar dit was veel erger dan ik had gedacht. Een enorme rij cellen, met in elke cel vijftien tot twintig mannen. In één cel zaten er zelfs 27. Zo’n ruimte is slechts tien vierkante meter. Maar eerst moest ik in een ruimte apart. Het duurde ruim twee dagen voordat ik alles had uitgepoept. Toen had ontkennen natuurlijk geen zin meer.
“Het verhoor door de politie duurde dagen, uren achter elkaar. Ik was doodsbang, kende de verhalen over dat ze je slaan. Maar dat is gelukkig niet gebeurd. Schreeuwen doen ze wel, maar voor de rest ging het er rustig aan toe. Ze wilden weten van wie ik de drugs had gekregen, wie mij naar het vliegveld had gereden, aan wie ik de drugs in Nederland had moeten geven. Maar ik wist geen enkele naam, zo slim waren ze wel geweest. Alleen de vriend die mij het voorstel had gedaan, maar zijn naam heb ik niet gegeven. Hij is immers een mati van mij. Ik neem hem ook niets kwalijk, ik heb het zelf gedaan.” Drie maanden later werd Remy door de rechter veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan hij er uiteindelijk dus ruim elf uitzat. Plaats in de gevangenissen te Santo Boma of aan de Duisburglaan was er niet, dus hij bracht zijn tijd door in Nieuwe Haven.
Stapelbedden
Wie het van binnen heeft gezien, kan erover meepraten: de cel is een hel, zelfs een varken heeft een beter leven. Bijna de helft van de ruimte wordt in beslag genomen door twee stapelbedden met elk drie slaapplaatsen. Vijf hangmatten zorgen ervoor dat het tekort aan slaapplaatsen wordt beperkt. De bedden hebben geen matras en zijn nauwelijks 1.80 meter lang, ofwel te kort voor de uit de kluiten gewassen gevangenen. Remy: “Je probeert er het beste van te maken. Je steelt niet van elkaar, speelt kaart, discussieert over politiek en andere zaken en luistert naar muziek. Het is een kunst om te overleven in deze nachtmerrie, iedere dag weer. Je wordt soms gek, de muren komen op je af. Er gaat geen dag voorbij of je denkt er aan hoe je hier weg kan komen. Iedereen die achter de tralies zit wil gewoon naar huis.
“Mijn cel had iets weg van een winkel. Je kunt het zo gek niet bedenken of het was aanwezig: chips, koek, drank, toiletpapier en sigaretten. En wat er niet was, kon op bestelling worden geleverd. Zelfs de agenten van de wacht kwamen bij ons voor spullen. Bijvoorbeeld toiletpapier, want dat kregen ze niet van hun baas. Hoe ze aan al die dingen kwamen? Sommige gevangenen mochten af en toe naar buiten om de tuin voor het politiebureau te harken en onkruid te wieden. Ze maakten van de gelegenheid gebruik om wat inkopen te doen. Dat werd ook toegestaan. Maar als je probeert te ontsnappen en ze weten je te achterhalen dan kun je het vergeten. Ze slaan je dan helemaal in elkaar of schieten je gelijk dood. Op de vlucht neergeschoten heet dat dan. Dat laat je dus wel uit je hoofd.”
Het drugsgebruik onder de gevangenen liegt er niet om, zo geeft Remy toe. “De agenten hier knepen vaak een oogje toe. Alleen mocht er niet worden gehandeld in drugs. Als ze je betrapten was je zuur. Je werd meegenomen, waarna je in een kamertje met de handen uren tegen een grijze muur moest leunen. Vervolgens trapten en sloegen ze je helemaal kapot. Noem het maar gerust martelen. Mij is dat gelukkig nooit overkomen. Ik heb trouwens begrepen dat het er nu wat beter is sinds Santokhi minister is. Die doet wat aan de wantoestanden.”
Pindakaas
Over het eten was Remy al helemaal niet te spreken. “We kregen ‘s morgens een broodje pindakaas. Iedere dag weer pindakaas, maand in maand uit. Ik heb sinds ik vrij ben nooit meer pindakaas gegeten, ik word zelfs al misselijk als ik een potje zie. ‘s Middags kregen we wat kleffe rijst met groente en aan het eind van de dag weer een broodje. Met, je raadt het vast al, pindakaas. Daar kan een mens toch niet op leven? De bewoners van mijn cel hadden nog het geluk dat ze buiten af en toe een luchtje mochten scheppen en inkopen konden doen.”
Nu geniet Remy van zijn hernieuwde vrijheid. “Ik werk nu in de bouw. Ik krijg zo’n 1.000 srd per maand. Soms doe ik extra klusjes bij mensen thuis en verdien ik wat meer. Daar kom ik wel mee uit, ik ben er in ieder geval tevreden mee. Ik heb geleerd dat vrijheid belangrijker is dan geld. Veel belangrijker. Naar Nederland ben ik niet meer gegaan. Maar mijn zus is hier geweest met mijn neefje. Als je geduld hebt komt het vanzelf wel. Heb je dat niet, dan ga je rare dingen doen. Ik weet nu uit ervaring waar dat toe kan leiden.
“Maar wat blijft is de schaamte. Mijn familie heeft er heel veel moeite mee gehad, vooral mijn zus en mijn moeder. Gelukkig hebben ze mij vergeven. Anderen blijven je echter nawijzen als die drugssmokkelaar. Daar zal ik mee moeten leren leven. Want dat zal nooit weggaan.”
Auteur: Roy Wongsodikromo