Mi Tori: Gevangene van angst
Thuis overvallen worden is een traumatische ervaring, die je de rest van je leven bij blijft. Siegfried (44) kan erover meepraten. Twee jaar geleden kreeg hij midden in de nacht onverwacht bezoek in huis. “Al het vertrouwen in de mens en het gevoel van veiligheid in de samenleving worden binnen een paar minuten volledig weggeslagen.” “We woonden pas een jaar in dat huis. Prachtig was het, in een hele rustige straat net buiten de stad in Wanica, met een groot perceel. Vooral ’s avonds was het er erg stil, maar daar houden we van. Ik heb er wel eens aan gedacht dat we daar overvallen zouden kunnen worden, maar het huis was goed beveiligd. Dus we maakten ons geen zorgen.
Het was zeven minuten over drie ’s nachts. Ik weet het nog goed, want op het moment dat ik wakker werd van het lawaai was het eerste wat ik deed op de wekker kijken. Ik dacht nog ‘wie maakt er op dit tijdstip nu zo’n herrie?’ Opeens had ik een pistool of zo tegen mijn kop en werd ik door een paar sterke handen tegen het bed aangedrukt.
Ze zijn waarschijnlijk met een sleutel binnengekomen. Hoe ze daar aan zijn gekomen, weet ik niet. Ik vermoed via één van de vorige bewoners. Het huis was de jaren daarvoor immers aan verschillende andere mensen verhuurd. Maar de politie heeft dat nooit onderzocht. Ik ben wel blij dat mijn vrouw en twee dochters op het moment van de overval in Nederland waren voor vakantie. Ik zou eigenlijk met ze mee zijn gegaan, maar mijn werk liet dat niet toe. Ik wil er niet eens aan denken wat ze met hen hadden gedaan als ze wel thuis waren geweest!
De man die het pistool tegen mijn hoofd drukte, schreeuwde steeds ‘waar is je geld?’ Ik antwoordde dat mijn portemonnee in mijn nachtkastje lag, maar dat was volgens hem niet genoeg. Daar zat maar een paar honderd srd in. ‘Je hebt veel meer! Zeg waar het is anders maak ik je dood!’, bleef hij roepen. Maar ik had echt niet meer, ik heb nooit veel geld in huis. Ondertussen werd ik een paar keer gestompt en geslagen.
Ik werd vastgebonden aan het bed. Terwijl de man met het wapen bij mij bleef, doorzochten de twee anderen het hele huis. Alles werd overhoop gehaald, iedere la leeggegooid, zelfs de keukenkastjes zochten ze na. Wat van waarde was hebben ze meegenomen, nota bene in mijn eigen auto. Televisies, geluidsinstallaties, laptop, camera’s, noem maar op. Toen ik later door het huis liep, leek het wel alsof er een tornado doorheen was geraasd. De puinhoop was enorm. Alles bij elkaar zijn ze ruim een uur hier in huis gebleven. Dat konden ze rustig doen, de huizen van mijn buren staan tientallen meters verderop. Die konden toch niets zien of horen. Uiteindelijk zijn ze weggegaan, met mijn en met hun eigen auto. Mijn auto heeft de politie nooit teruggevonden.
Of ik bang ben geweest dat ik dood zou gaan? Weet je, ik heb een paar keer geroepen dat ik niet dood wilde, maar tegelijkertijd besefte ik mij ook dat ik er vrede mee zou hebben als ik wel dood zou gaan, een soort berusting… Ik heb tot nu toe niets te klagen gehad, een prachtvrouw en kinderen en alle geluk in mijn zaken gehad. Een paar minuten nadat ze waren vertrokken, heb ik mijzelf kunnen bevrijden. Ik was niet zo strak vastgebonden, maar heb toen ze er nog waren niet eens geprobeerd om los te komen. Ik wilde ze geen aanleiding geven om me dood te schieten. Nadat ik vrij was, heb ik zeker een half uur op de rand van het bed gezeten. Aan de ene kant om het leven te omarmen, ik had het immers overleefd, aan de andere kant omdat ik eigenlijk niet wist wat ik nu moest doen. Mijn mobiele telefoons hadden ze meegenomen, de kabels van de vaste telefoon waren doorgesneden. Trouwens, díe telefoon hadden ze ook meegenomen. Midden in de nacht naar de buren, waar ik weinig contact mee had, was geen optie.
Uiteindelijk ben ik naar een kennis enkele straten verderop gelopen en heb hem wakker gemaakt. Hij heeft 115 gebeld. Denk maar niet dat de politie snel is gekomen, pas tegen acht uur stonden ze voor mijn deur. Een paar uur later is de technische recherche even gekomen. In de dagen daarna ben ik zeker zes keer op het politiebureau geweest om bij steeds weer andere agenten een verklaring af te leggen. De daders hebben ze nooit gevonden. Eerlijk gezegd heb ik mijn twijfels of ze er wel echt naar hebben gezocht.
Ik heb nooit meer in dat huis geslapen. Ik ben een paar dagen bij familie gaan logeren en heb alle spullen, die tenminste niet gestolen waren, weggehaald. Binnen een week had ik een ander huurhuis gevonden. Daar zijn ook mijn vrouw en kinderen direct na hun vakantie komen wonen, die hebben ons oude huis nooit meer gezien.
We wonen nu in een goede buurt in de stad, in een huis dat aan alle kanten is beveiligd, ook met alarminstallaties en videobewaking. Na zo’n ervaring vertrouw je niemand meer. Zelfs overdag hebben we als we thuis zijn alle deuren op slot. Als iemand voor de poort staat, kijken we eerst heel stiekem door de shutters naar buiten wie er is. Kennen we die persoon niet, dan gaan we vaak niet eens naar buiten.
’s Nachts word ik van ieder geluidje wakker, ik ga er altijd wel een paar keer uit om naar buiten te gluren of er geen vreemden op het erf lopen. Mijn vrouw en dochters vinden dat ik overdrijf. Maar zij hebben, gelukkig, niet meegemaakt wat ik heb meegemaakt. Ik ben een gevangene geworden van mijn eigen angst. Maar bovenal ben ik boos. Boos omdat vreemden in mijn huis zijn gekomen en míjn spullen hebben meegenomen. Maar ook boos omdat ik het gevoel heb dat de politie niet de moeite heeft gedaan de zaak op te lossen. Dat tast je rechtsgevoel aan. Het idee dat die jongens nog vrij rondlopen, is onacceptabel. Zolang ze niet zijn opgepakt, zal ik niet rustig kunnen slapen.”
Autheur: Roy Wongsodikromo