Miss Alida op oorlogspad
Jose Ulloa (23), een Amerikaanse soldaat, sneuvelde op 8 augustus 2008 op het oorlogsslagveld in Irak. Voor ons was zijn dood niets anders dan wéér een gevallen Amerikaan in die eindeloze oorlog. Maar voor de uit Suriname afkomstige ex-Miss Alida Elsa Rudge, was Jose als een broer: een wapenbroeder in oorlogsgebied.
Elsa werd in 1994 gekroond tot Miss Alida, de toen culturele waardering voor een Afro-Surinaamse vrouw. Korte tijd later vertrok ze naar de Verenigde Staten van Amerika en werkte geruime tijd in een hotel in Miami, maar verloor uiteindelijk haar baan. Begin 2001 meldde ze zich aan bij het Amerikaans leger. “Ik was op zoek naar een baan waar de mensen niet zo gemakkelijk van me af konden. Ik wilde stabiliteit, maar ook avontuur. Het leger leek daarop aan te sluiten. Maar ik had niet op zoveel spanning gerekend.”
Ongeveer drie maanden daarna vonden de terreuraanslagen in Amerika plaats, beter bekend als 9/11. Die veranderden niet alleen de wereld, ook het leven van Elsa nam een drastische wending. “Toen de aanvallen plaatsvonden, schrok ik daar behoorlijk ervan. We keken allemaal naar de televisie in een gesloten kamer. Geen van ons kon in contact komen met familie. Wij mochten niet naar buiten en niemand kon naar binnen. Bepaalde trainingen werden meteen stopgezet om te zorgen dat we zo min mogelijk in gevaar kwamen. Na een tijdje werden de trainingen weer opgepakt, maar daarna werden we steeds gedrild dat we na afronding niet naar huis zouden gaan. Rechtstreeks naar Afghanistan om te vechten, zei men steeds.”
Voor Elsa veranderde daardoor veel. Thuis had ze als alleenstaande moeder nog een dochtertje van drie jaar op te voeden, dat ze moest achterlaten om in een oorlog te stappen. “Er waren natuurlijk ook opties om onder uitzending uit te komen: je kon zwanger raken, zeggen dat je homoseksueel was of dat je niemand had om de zorg voor je kind over te nemen. Gelukkig had ik wel mijn moeder die dat kon doen.”
Gemotiveerd
Dat Elsa gemotiveerd was de wapens voor land en volk op te pakken, stond vast. “Het was een periode waarin iedereen met een sterk gevoel van nationalisme liep. Na de aanval kon je merken dat de saamhorigheid was gaan groeien. Echt zoiets van ‘We’re in this together’. We zouden vechten voor ons land. Ik weet zelf niet of ik er voor had gekozen om het leger in te gaan als ik had geweten dat een oorlog zou uitbreken. Zo’n nationalistisch gevoel had ik niet voor september 2001, omdat ik niet vond dat Amerika het land was om te beschermen. Nu wel.”
Uiteindelijk vertrok ze in 2003 naar Irak en liet de zorg voor haar dochtertje over aan haar moeder. Vanuit de militaire basis in Duitsland reisde ze af naar Koeweit en vervolgens richting Irak. Geen van de manschappen uit Amerika had enig idee wat precies te verwachten bij aankomst. Voor Miss Alida 1994 leek alles gewoon op de op hol geslagen fantasieën over een oorlog. “Ik geloofde niet echt dat er een oorlog was. Ik zei nog: ‘It’s all in your head’. Dat dacht ik werkelijk. Het drong pas op 20 maart 2003 echt tot mij door, ik zal het nooit vergeten. De eerste schoten gingen toen af. We waren bij een ontmoetingspunt vlak bij Irak. Ik zag toen het licht boven ons en ik keek omhoog. Het eerste wat ik toen dacht was: ‘wow, mooi licht!’ Ze lacht. Maar op een gegeven moment hoorde ik overal paniek. Ik begon dus te rennen.”
Bijna vijf jaar heeft Elsa de voortduren-de paniek moeten verdragen. In al die tijd mocht zij slechts twee keer naar Duitsland om een paar maanden te genieten van haar dochtertje. Eenmaal terug moest zij zich weer berusten in haar functie als sergeant. “In contact blijven met mijn familie ging vooral in het begin moeilijk, omdat we in rijen moesten staan om een telefoon te kunnen gebruiken.
“Je stond dus met nog honderd man minstens twee uur te wachten om voor maar tien minuten te kunnen praten. En als je pech had dat niemand opnam, kon je wel huilen. Want dan moest je weer achter aan in de rij staan of het maar op een andere dag proberen. En geloof me, ik heb echt een paar keren gehuild toen ik ze niet kon bereiken”.
In totaal werd ze drie keer naar Irak gestuurd. Bij haar eerste uitzending kwam niemand in haar groep om. De daaropvolgende keren waren sommigen helaas niet zo gelukkig. “De tweede keer was echt een schok voor ons. Toen hebben we pas mensen verloren. En dan doet het je wat om grote mannen, grote bazen, te zien huilen. Ik zie ze nu zo voor me”, vertelt Elsa.
Ze moet vaak denken aan de mensen die de oorlog niet hebben overleefd. Jose Ulloa was één van hen. De 23-jarige jonge soldaat was dan niet echt haar broer, maar zo voelt het wel aan. “In Irak waren we een grote familie, omdat we alleen elkaar hadden. Het doet dan pijn als die mensen er van de ene op de andere dag niet meer zijn. Ik stop daarom ook veel dingen weg. Ik probeer bepaalde dingen te vergeten, omdat ik er liever niet aan wil denken.”
Ondanks alle ellende op het slagveld in Irak, heeft Elsa ook leuke tijden gekend. “Je had je battlebuddies, waarmee je vaak in contact was. Ik kan overal makkelijk wennen dus deden we zelf gezellige dingen. We speelden dan troefcall of we speelden basketbal. Toen we de tweede keer terugmoesten naar Irak, hebben ze veel veranderd aan onze kamp om het daar verdraaglijker te maken. Ze bouwden een basketballveld, een klein McDonalds-restaurant, cybercafés enzovoort. Alles om ons moraal hoog te houden.”
Ver weg van Suriname, is ze in Irak de cultuur in haar geboorteland meer dan ooit gaan waarderen. Nog meer dan ze dat deed rond het Miss Alida Contest in 1994. “Ik kan me nog altijd terugvinden in Miss Alida van toen, maar in Irak werd het gevoel sterker…
“In vergelijking met de anderen kon ik ook beter wennen aan sommige dingen, omdat ik die ook in Suriname had meegemaakt. De mensen klaagden bijvoorbeeld als ze naar de wc moesten. Je had daar zo’n geval dat leek op een kuma koisi, een kakstoel. Maar dat is iets waarop ik vroeger in Suriname ook op heb gezeten. Met emmers water sjouwen om te baden en meer van dat soort dingen was voor mij best te doen.
”Om even terug te zijn in Suriname was voor mij daarom het lekkerste dat kon gebeuren. Ook al was het maar een weekje, na tien jaar kon ik eindelijk mijn familie weer ontmoeten.” Inmiddels is ze weer terug in de Verenigde Staten om haar krachten te geven aan de landmacht.
Dochter
Normaal zou ze nog drie jaar als sergeant in het Amerikaans leger moeten werken om uiteindelijk hogerop te klimmen. Maar ze heeft absoluut geen plannen om haar dienstbetrekking te verlengen. “Op dit moment wil ik er niet aan denken. Ik weet nog niet wat ik ga doen, het liefst wil ik een baan hebben bij de overheid. Ik wil iets waar ik niet lang van huis moet, zodat ik meer bij mijn dochter Johleesa kan zijn. Dat is voor mij nu het belangrijkst.” J