Moedertaal brengt belevingswereld dichterbij
Als het Inheemse Kaliña je moedertaal is, is leren rekenen in het Nederlands een grote uitdaging. Voor kinderen in Inheemse dorpen werd daarom een nieuwe rekenmethode opgezet, waar in zowel het Nederlands als in de Inheemse taal wordt onderwezen. Een Nederlandse onderwijsdeskundige ontwikkel-de de methode in samenwerking met plaatselijke leerkrachten en de Vereniging voor Inheemse Dorpshoofden (VIDS), waarbij niet alleen aan Inheemse kinderen werd gedacht. De methode is breed toepasbaar en ook bruikbaar in bijvoorbeeld Marrondorpen.
“Stel je een kind in het binnenland voor dat met rekensommen bezig is waarbij wordt gesproken over bussen en vliegtuigen. Dat sluit toch helemaal niet aan bij zijn belevingswereld, hoe moet hij of zij hier mee aan de slag gaan?”, vraagt Ricardo Kenswil, directeur van de stichting Rooms Katholiek Bijzonder Onderwijs (RKBO), zich af. Een interessante overpeinzing, als je bedenkt dat de jonge kinderen in het binnenland opgroeien in een andere leefwereld en met een andere relatie tot de Nederlandse taal dan hun leeftijdsgenootjes in de stad. Toch is het schoolprogramma nagenoeg hetzelfde.
Volgens Kenswil is het daarom tijd om het onderwijs in het binnenland anders aan te pakken, desnoods met onderwijsinitiatieven van buitenaf: “Wij gaan als organisatie voor de kwaliteit van het onderwijs. Het maakt niet uit waar de kinderen les hebben, het onderwijs moet goed zijn. Als er dan iets extra’s voorbijkomt om dat te bevorderen, ga je dat met beide handen aangrijpen.”
Zoiets ‘extra’s’ vond Kenswil in een door de VIDS ontwikkelde tweetalige, interculturele rekenmethode voor Inheemse kinderen. “Het idee om het onderwijs voor Inheemse kinderen te verbeteren, bestaat al heel lang”, legt Carla Madsian uit. Zij is coördinatrice van het project voor de VIDS. “Nadat we hadden besloten om de mogelijkheden te bekijken voor invoering van tweetalig onderwijs, hebben leerkrachten aangegeven dat het beter was om te beginnen met het rekenonderwijs, omdat dit een groot struikelblok vormt in het basisonderwijs in het binnenland.”
Een begin maken
Hans Hensen, onderwijsdeskundige uit Nederland en specialist op het gebied van onderwijsmethodes, ontwikkelt samen met leerkrachten uit Galibi de tweetalige rekenmethode in het Nederlands en de taal van de Inheemsen groepen Carib (Kaliña) en de Arawak (Lokono). “We moeten ergens een begin maken en we hebben gekozen om te starten met de methode in het Kaliña en Lokono. De methode is echter zo ontwikkeld dat deze in feite voor iedere taal toepasbaar is. In de toekomst zal dit dus gebruikt kunnen worden door de verschillende gemeenschappen in het binnenland van Suriname”, legt Madsian uit.
Het RKBO toonde zich enthousiast en gaf toestemming voor een pilotproject op vier scholen: in Galibi en Donderskamp waar het dit jaar van start is gegaan en in Redi Doti en Washabo waar het project later ingevoerd wordt. “In het pilot-project testen we de leerstof. We verzamelen commentaren en reacties van leraren, leerlingen en ouders en sturen die door naar Hans Hensen in Nederland die er verder mee aan de slag gaat”, aldus Madsian. Vooralsnog is de methode alleen nog beschikbaar voor de kleuterklas en de eerste klas, maar het zal volgend jaar worden uitgebreid naar de tweede klas.
Belevingswereld
De VIDS wilde niet alleen het probleem met de Nederlandse taal in het binnenlandse rekenonderwijs tackelen, ook de discrepantie tussen lesmethode en belevingswereld van de kinderen in het binnenland moest worden aangepakt. “We hebben de rekenmethode intercultureel gemaakt. Alle tekeningen in de boeken zijn gemaakt door Julie Sutton uit Nieuw-Zeeland, die in Suriname is geweest om de leefomgeving van de Inheemsen te aanschouwen, om vervolgens tekeningen van te maken. Ze gaat nu ook kunstenaars uit het binnenland opleiden om voor nieuwe boekjes op een zelfde wijze met tekeningen aan de slag te gaan. Zo kunnen we de continuïteit en duurzaamheid van het project garanderen”, vertelt Madsian enthousiast.
Dat deze interculturele aanpak succesvol is, blijkt volgens haar uit de verschillende reacties die ze heeft waargenomen bij een bezoek aan de scholen: “De kinderen in Galibi en Donderskamp refereren naar het rekenboek als het Kaliña-boek, ze hebben het een eigen naam gegeven, die aangeeft dat het van hun is. Ik werd ook aangesproken door een enthousiaste vader van een leerling die dolblij was, omdat zijn kind volgend jaar naar de eerste klas zou gaan en dan met het boekje zou mogen werken.”
Cultuuronderwijs
De VIDS ziet de rekenmethode niet alleen als een manier om de achterstand in het rekenonderwijs in het binnenland weg te werken, maar ook als een kans om de oudste culturen en talen van Suriname te behouden. “Het hele project is vanuit de gedachte van interculturaliteit ontstaan. De dorpen geven aan dat de cultuur achteruit gaat. Ook de jongeren geven aan dat ze meer van hun eigen cultuur zouden willen weten. Er is behoefte aan cultuur in onderwijs. De belevingswereld van de kinderen staat daarom centraal. Vandaar ook dat de tweetaligheid belangrijk is. In de Inheemse taal ligt immers kennis over de cultuur verborgen. Vanuit de verschillende benamingen kun je informatie achterhalen.”
Nardo Aloema, voorzitter van de Organisatie van Inheemsen in Suriname (OIS), vindt zelfs dat dit het voornaamste doel zou moeten zijn van tweetalig, intercultureel onderwijs in het binnenland: “Het cultuuronderwijs is erg verwaarloosd, niet alleen bij de Inheemse groepen, maar ook bij de Marrons. In elke cultuur heb je waardevolle elementen die je zou kunnen gebruiken om verder te gaan, om van te leren. Taal is belangrijk om die cultuur te begrijpen. Hoe ga je als kind met je oma en opa praten en van ze leren, als je hun taal niet eens begrijpt? Het gaat er niet om je cultuur op de voorgrond te plaatsen, maar er zijn te veel dingetjes in de verschillende culturen die het leven mooi maken en een basis vormen voor een stabiele leefwijze. Daarom zou tweetalig en cultuuronderwijs in het binnenland bovenaan de agenda moeten staan.”
Het Nederlands
Hoewel de VIDS zich met de rekenmethode vooral richt op de verbetering van schoolresultaten en de ontwikkeling van cultuurbesef bij kinderen in het binnenland, vindt Kenswil het ook zeer belangrijk dat de tweetaligheid van het lesmateriaal een bijdrage levert aan de beheersing van de Nederlandse taal. “De methode moet stimuleren om binnenlandse kinderen vertrouwelijker te maken met de Nederlandse taal. Je moet wel bij de feiten blijven, namelijk dat je uiteindelijk toch Nederlands zal moeten beheersen als je verder wilt studeren”, aldus Kenswil.
Madsian is echter minder uitgesproken als het gaat om de Nederlandse taal: “Nederlands is gewoon één van de talen die in Suriname gesproken wordt. Momenteel is een grote nationale discussie gaande over een te vormen taalwet. Deze discussie gaat eigenlijk over de erkenning van meertaligheid, het is dus ook een discussie over het Nederlands. We moeten nog maar zien of het Nederlands wel die prominente rol zal behouden die het nu heeft.” Het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov) heeft een commissie ingesteld die advies zal uitbrengen voor het samenstellen van een taalraad en het ontwikkelen van een taalwet. Het doel is de meertaligheid in Suriname beter te regelen en vast te leggen. Volgens Madsian is dit een teken dat er een frisse nieuwe wind door het Minov waait: “Waar het Minov altijd erg aan de Nederlandse taal heeft gehangen, zijn er nu discussies over de meertaligheid. Ze zijn bezig met het erkennen van talen. Dit zou een positieve invloed kunnen hebben op de stap naar meer tweetaligheid in het binnenlandse onderwijs.”
Onder voorbehoud
Helen Chang van de Nederlandse Taalunie in Suriname beseft dat onderwijs in de moedertaal en het Nederlands een positieve ontwikkeling kan zijn, zowel voor de beheersing van het Nederlands als voor de schoolresultaten. Maar wel onder voorbehoud. “Een tweetalige onderwijsmethode kan alleen effectief zijn op plekken waar homogeniteit heerst in de taal. In gemeenschappen dichter bij de stad worden er echter verschillende talen door elkaar gesproken, dus welke taal ga je dan gebruiken? Leraren kunnen niet alle talen beheersen. Tweetalig onderwijs moet niet alleen Inheems cultuur en taalbesef ten doel hebben, het moet ook het onderwijs ten goede komen en de beheersing van het Nederlands. Dat kan alleen als de gebruikte taal in de onderwijsmethodes door iedereen als moedertaal gesproken wordt”, aldus Chang. Dat tweetalige, interculturele onderwijsmethodes zoals de rekenmethode van de VIDS een succes kunnen worden, staat voor Aloema buiten kijf. Via de Coica, een overkoepelend orgaan van de Inheemsen van het Amazonebekken, kent hij talloze voorbeelden van succesvolle tweetalige onderwijsprojecten: “In Venezuela is het volledig tweetalig onderwijs geïntroduceerd en het gaat erg goed. Soortgelijke projecten zijn er ook in Bolivia en Peru en ook daar zijn de resultaten erg positief. We weten dus dat het kan.”