Museum met een duur revo luchtje
Wie erop zat te wachten, weet niemand, maar sinds begin mei beschikt Suriname over een heus Legermuseum, gelegen op het complex van de Memre Bukukazerne. Het museum is geopend door – hoe kon het ook anders – Desi Bouterse, die op 12 mei sprak van een ‘historische dag’ en zei dat het voor de jongere generaties goed is dat het land voortaan beschikt over een museum dat geheel is gewijd aan de militaire aanwezigheid in Suriname. “Dit is niet alleen goed om te weten waar je staat, maar ook om te weten waar men in de toekomst naartoe wil”, zei hij. Dat mag hij vinden, maar het zal nog een hele klus worden om mensen naar het museum te trekken. Echt interessant is het namelijk niet, tenzij je liefhebber bent van gekleurde geschiedschrijving en wars bent van enige vorm van interactie.
De tentoonstelling is weinig uitdagend, niet onthullend, niet urgent en is in feite niets meer dan een droge verzameling oude spullen die in vitrines zijn uitgestald. Nadat Bouterse het museum officieel heeft geopend, krijgt hij een rondleiding. Zo loopt hij langs de bekende foto van de jonge legerleider die in 1982 in het Fort Zeelandia instructies uitdeelt. Hij ziet een foto van Hans Valk, foto’s van mede-coupplegers. Hij ziet geschilderde portretten van voormalig staatshoofden en een wand waarop hij op gelijke voet wordt geplaatst met Fidel Castro, Simón Bolívar en Hugo Chávez. Er hangen oude geweren, er staat een DAF-jeep, een marine boot. Ook bekijkt hij uitgebreide lappen tekst over de geschiedenis van het leger. Als vanzelf passeert hij ook de passage over de Decembermoorden, die pijnlijk summier aan bod komen. Onder het kopje ‘Oppositionele acties tegen het Regime-Bouterse’ worden ze als volgt omschreven: ‘Enkele mensen die met het buitenland bezig waren acties voor te bereiden om de macht in Suriname over te nemen werden gearresteerd en naar het Fort Zeelandia overgebracht. En route naar de kazerne, in de nacht van 8 op 9 december 1982, ondernamen zij naar zeggen van de toenmalige leiding, een vluchtpoging waardoor 15 van hen ons kwamen te ontvallen.’
De militaire geschiedenis van de jaren tachtig is geheel beschreven vanuit het perspectief van de toenmalige machthebbers. Een andere zienswijze komt niet aan bod, gênant voor een museum dat 850.000 srd aan gemeenschapsgeld kostte. Vragen over hoe in de ogen van de president het Legermuseum en de rol van het Nationaal Leger in de jaren tachtig samengaan, worden niet beantwoord. De talloze mysteries die rond het leger hangen, worden niet ontrafeld – al zal ook niemand die hoop hebben gekoesterd.