FayaLobi: Nep-Chinees met etniciteitscrisis
Poppetje, heb jij Chinees bloed?” gilde een Creool uit zijn autoraam terwijl ik mijn eerste fietsritje door Paramaribo probeerde te overleven. “Eh, ja!” riep ik terug. Weer zo’n gevalletje van ‘o ja, ik ben een Chinees’. Als geadopteerde Aziaat ben ik van binnen namelijk een echte Hollandse. Opgevoed door blanke ouders in een boerenstadje met een hoog koeiengehalte. In Nederland is het al een hele klus om duidelijk te maken dat ik kungfu niet onder de knie heb, maar in het buitenland is dit nog een tandje ingewikkelder.
“Je bent hier de enige Chinees op de fiets”, zei de man, die met zijn vragende blik om een verklaring vroeg. Ik besloot weg te fietsen, voordat ik deze uit de lucht gevallen bemoeial mijn levensverhaal moest vertellen. Maar na een paar maanden in Suriname werd het duidelijk dat ik er niet onderuit kon. Regelmatig gebruikten Surinamers mij als onderwerp voor een heftige discussie in het Sranantongo. “Die gasten hebben een discussie of je halfbloed bent of een volle Chinees”, lachte mijn Surinaamse kennis. Ik ben blijkbaar een wandelende attractie vol tegenstrijdigheden. Een Chinees met Birkenstocks, die de achternaam Van der Kolk draagt in plaats van Wong, die regelmatig te vinden is in Havana Lounge met (andere) bakra’s om zich heen, dat vraagt nu eenmaal om verwarring en verantwoording.
Ik heb in februari nog nooit zoveel nieuwjaarswensen ontvangen, maar dan alleen van Javanen, Creolen en Hindostanen. De echte Chinezen wisten wel beter. Ik zag ze denken: ‘Die nep-Chinees kan onmogelijk een van ons zijn. Na een aantal maanden in Suriname zou je bijna zeggen dat ik in een etniciteitscrisis ben beland. Het is ook vrij complex, kunnen zij niks aan doen. Het is tijd om te accepteren dat ik dit voor de rest van mijn leven zal moeten blijven uitleggen.
“Was je lekker op vakantie bij familie?” vroeg de Hindostaan naast mij toen we, terug in Nederland, op de koffers stonden te wachten op Schiphol. “Nee, ze staan op me te wachten achter de wand”, antwoord ik. Ik pak mijn koffer en loop naar buiten naar mijn familie, die enigszins geschokt reageert op mijn gebruinde gezicht. “Wat ben je verkleurd. Je lijkt wel een Surinamer!