Nepotisme en vriendjespolitiek
Efficiënt, effectief en transparant. Dat moeten sleutelwoorden zijn voor personeelsbeleid bij elke organisatie. Drie kleine woorden, maar soms moeilijk te begrijpen, althans bij het aanwerven van personeel bij de overheid. Ook het kabinet-Bouterse snapt kennelijk weinig van deze drie woorden en van de gevolgen als personen aangetrokken worden op basis van andere criteria dan kennis en kunde.
“Wij gaan zaken anders doen, de regering moet als een bedrijf gerund worden!” Stoere woorden van vicepresident (vp) Robert Ameerali. Blijheid bij veel mensen, want een bedrijf verdient geld, terwijl de overheid de burger doorgaans geld kost. Zonde van zoveel stoerheid eigenlijk, want kort nadat de ‘zakenman’ dit betoog hield, werd zijn makker Michael Miskin gevraagd de scepter te zwaaien op het ministerie van Handel en Industrie. Hoezo ervaring, diploma’s en affiniteit? Vriend van de vicepresident, dat staat garant voor een leuke overheidsbaan.
Zo werd een onderdirecteur aangesteld op Handel en Industrie in de persoon van Dirk Heave, die eerst directeur was bij een klein christelijk omroepbedrijf. Ook hij schijnt een vrij hechte band te hebben met de ‘zakelijke’ vp.
Paul Abena, minister van een partij (Seeka) die niet eens één zetel haalde bij de verkiezingen, pakte het wel erg grof aan. Die muteerde personeel op Sportzaken dat het een lieve lust was. Hij nam meteen zijn broer in dienst, voor wie hij een gloednieuwe functie creëerde. Daarmee is de kous niet af, want de voorzitter van Bouterse’s NDP, Clary Linger, werd benoemd in de Raad van Commissarissen van de Centrale Bank en haar zonen kregen lucratieve baantjes: één bij de Staatsraad en een ander als directeur Milieubeheer.
Met nog een ellenlange lijst van familie, vrienden en loyalisten voor de boeg, schijnt het einde van de naar nepotisme neigende benoemingen nog niet in zicht. Als klap op de vuurpijl kwam de doorgaans kritische directeur van het Kabinet van de president, Eugene van der San, met een vage verklaring. De mutaties zouden een overblijfsel zijn van de regering-Venetiaan, die in 1991 de regel instelde sleutelposten op ministeries politiek in te vullen.
Nieuwe wind? Mooi niet! Het kabinet, dat al te kampen heeft met een slechte naam door de ‘bagage’ van Desi Bouterse, schijnt niet te beseffen dat het zichzelf in de vingers snijdt. Want om de vele beloftes en ambitieuze projecten kans van slagen te geven, moet het regeerteam kunnen steunen op capabele mensen. Zoals het er nu naar uitziet, zijn slechts hier en daar erkende deskundigen benoemd die een onkundig en knullig team moeten gaan voortduwen: het recept voor een fikse uitglijpartij.
Een innovatieve aanpak is trouwens niet moeilijk. De woorden van de vicepresident zijn in theorie juist, de overheid kan qua personeelsbezetting als een bedrijf functioneren. Maar dan moet het meritsystem geïntroduceerd worden, waarbij ambtenaren door een bepaalde toetsing moeten komen om aangenomen te worden. Ook moeten openlijke partijpolitieke banden bij ambtenaren verboden worden. Niet alleen om de overheid efficiënter te maken, maar ook om zichzelf te beschermen. Het is in het verleden gebeurd dat werknemers op een sleutelpositie om partijpolitieke redenen het eigen werk saboteerden.
Daarnaast zou de wetgevende macht kunnen voorstellen topambtenaren, die net onder de ministers functioneren, ook voor vijf jaar te benoemen. Dan weten ze dat het na vijf jaar gedaan is en dat ze daarna weer in de maatschappij moeten functioneren, zonder een riant ambtenarensalaris. Een inventarisatie van de eigendommen voordat zij aantreden en opnieuw bij aftreden, kan ervoor zorgen dat de drang om in vijf jaar schatrijk te worden, ingedamd wordt. En wie denkt dat dit geniale ideeën zijn die niemand kent, mag zich tegoed doen aan een stevige googlepartij; geen algebra dus!
Maar gelukkig is het niet alleen kommer en kwel. Zo is deze regering de eerste die het gedurfd heeft tijdelijke contracten van een grote groep overbodige ambtenaren niet te verlengen, met heftig gesputter van het volk tot gevolg, dat niet beseft gebukt te gaan onder een massief personeelsaantal bij de overheid. En als de betreffende minster van Openbare Werken en Verkeer, Ramon Abrahams, na aantreden niet meteen een peperdure verbouwing van zijn privévertrekken op het ministerie had bevolen, dan zou zijn streven naar bezuinigen zowaar serieus worden genomen.