Nog vier jaar Obama
Nog vier jaar Obama
Barack Obama begint deze maand aan zijn tweede en laatste termijn als president van de Verenigde Staten. Op 5 november vorig jaar versloeg hij met meer gemak dan verwacht zijn Republikeinse opponent Mitt Romney. Surinamers jubelden met de Democraten mee. Maar elders in Zuid-Amerika en de Caribische regio was de euforie minder dan vier jaar geleden. Want Obama heeft na zijn eerste overwinning nauwelijks aandacht voor dit werelddeel gehad.
In sommige Surinaamse media wordt Obama neergezet als de ‘knuffelpresident’. Dat hij hier op handen wordt gedragen, komt grotendeels voort uit etnische sentimenten. Als eerste gekleurde president van het grote Amerika spreekt hij tot de verbeelding. Vanwege zijn huidskleur roept hij iets extra’s op, maar eigenlijk hebben we met hem niet meer of minder op dan met vorige presidenten en hebben we amper door de man bezighoudt. Obama heeft op zijn beurt niet veel met de regio, laat staan met Suriname. In zijn laatste State of the Union, vorig jaar januari, repte hij zelfs met geen woord over Latijns-Amerika. Wellicht begrijpelijk, want hij heeft in zijn eerste termijn vooral zijn handen vol gehad aan de economische malaise in eigen land en de brandhaarden in de rest van de wereld, de Arabische landen in het bijzonder. Terwijl hij zijn verkiezingsbelofte waarmaakte door Amerikaanse troepen geleidelijk terug te trekken uit Irak en Afghanistan, stookte hij in Libië juist het vuurtje op, met de dood van Khadaffi en een instabiel land als gevolg.
Latino-gemeenschap
Hij had dus wel andere dingen aan zijn hoofd dan het onderhouden van de relaties met de zuiderburen. In de eerste vier jaar van zijn presidentschap heeft hij weliswaar vier keer Latijns- Amerika bezocht, waarvan twee keer het Zuid-Amerikaanse continent. Het was overigens pas in maart 2011, dus ruim twee jaar na zijn verkiezing, toen hij voet aan de grond zette in Brazilië en Chili. Zijn tweede bezoek, kort voor de verkiezingen van november, aan Colombia, was vooral bedoeld om de latino-gemeenschap te laten zien dat hij het goed met hen voor heeft. Hij moest wel, want de Spaanstalige gemeenschap is met vijftig miljoen mensen (waarvan 22 miljoen stemgerechtigd) de grootste minderheid van de Verenigde Staten en voor een presidentskandidaat van cruciaal belang om voor zich te winnen. Dat bleek ook weer bij de afgelopen verkiezingen, waar Obama dankzij de latino’s in de belangrijke swing state Florida won. De Democraten kunnen van oudsher op veel steun van de latino-gemeenschap rekenen omdat die niets moet hebben van de conservatieve hardliners bij de Republikeinen, die een streng immigratiebeleid voorstaan en illegalen het liefst zonder pardon het land uit gooien. Toch was die steun voor Obama dit keer niet zo vanzelfsprekend, want latino’s voelen zich massaal door hem in de steek gelaten, omdat hij zijn beloftes over immigratiehervormingen in de afgelopen vier jaar niet is nagekomen. Obama meent die hervormingen, de zogeheten Dream Act, wel te willen, maar hij heeft daarvoor de steun van de Republikeinen nodig. En die liggen dwars. In de thuislanden van de latino’s is men ook niet enthousiast over het gevoerde Amerikaanse beleid richting de regio. Tijdens een top in Mexico in 2009 kondigde Obama een ‘hernieuwde relatie’ met het continent aan, maar daar is daarna weinig van te merken geweest. Onlangs erkende Stephen Johnson, directeur van het Centrum voor Strategische en Internationale Studies in Washington, dat het er inderdaad sterk op lijkt dat Obama geen aandacht heeft voor de Zuid- Amerikanen. ‘Maar’, zo voegde hij er aan toe, ‘dat wil geenszins zeggen dat de president de regio vergeten is. De stabiliteit aldaar maakt dat hij de focus kan richten op delen van de wereld die onverdeelde aandacht moeten hebben.’ Latijns-Amerikaanse regeringsleiders menen echter dat Obama daar niet goed aan doet. Ze zijn vooral verbolgen over het feit dat Obama de aanbevelingen van het Brookings Institute niet heeft overgenomen. De Partnerschap voor Amerika-commisie van deze invloedrijke denktank adviseerde eind 2008 Obama stappen te nemen om een vruchtbare, vernieuwde samenwerking met Latijns-Amerika te realiseren. Midden- en Zuid-Amerikaanse landen hunkeren naar een relatie op basis van gelijkwaardigheid, zeker nu ze in economisch opzicht steeds sterker worden. In het rapport werd gepleit voor een soort G8, waarbinnen regelmatig overleg zou worden gehouden om wederzijds profijt van elkaar te hebben. Tijdens de eerste termijn van Obama kwam daar niets van terecht. De hartelijke felicitaties, ook van president Bouterse, gingen na 5 november uiteraard wel richting Washington. Want het machtige Amerika moet je natuurlijk te vriend houden. Zelfs president Hugo Chávez van Venezuela, nu niet bepaald een boezemvriend van de Amerikanen, kreeg een paar vriendelijke woorden over zijn lippen. Sterker nog, voor de verkiezingen sprak hij zijn voorkeur voor Obama boven diens tegenkandidaat Mitt Romney uit.
Vriendelijke banden
Voor de bilaterale relatie met Suriname maakt het weinig uit welke president in het Witte Huis woont. Suriname is voor de Amerikanen van een gering belang. De onderlinge verhoudingen zijn al jaren stabiel en werden in 2007 door de toenmalige ambassadeur Lisa Hughes omschreven als ‘vriendelijke, maar geen warme banden’, zo bleek uit cables die via WikiLeaks waren uitgelekt (zie Parbode 60, april 2011). Uit die omstreden en soms hilarische documenten kwam ook naar voren dat men in de Verenigde Staten geen hoge pet op heeft van onze politici. Zo werd toenmalig president Ronald Venetiaan omschreven als ‘impopulair bij het volk en afstandelijk’, Ronnie Brunswijk werd ‘politiek incompetant’ genoemd en ook besefte men dat Paul Somohardjo van ‘chantagepolitiek’ zijn handelsmerk heeft gemaakt. Van huidig president Desi Bouterse moet men al helemaal niets hebben. De ‘veroordeelde drugshandelaar’ en ‘militair dictator’ is ‘een intimiderende, provocerende, populistische, sluwe politicus’. De waarschuwingen vanuit Washington dat een eventuele verkiezing in mei 2010 van Bouterse tot president niet zonder gevolgen zou blijven voor de onderlinge relatie, bleken achteraf loos. Ongetwijfeld zit het de Amerikanen niet lekker, maar Suriname is geen Irak, Afghanistan of Libië en niet de moeite waard om e een halszaak van te maken. En dus kabbelt de relatie al jaren gewoon voort en zal dat ook de komende vier jaar zo blijven.