Oh dennenboom, oh dennenboom, wat zijn uw takken wonderschoon…
Op onverwachte plekken kan je in Suriname dennenbomen tegenkomen. Sta je opeens voor een veld hoge, kaarsrechte dennen. Wonderlijke ervaring voor een toerist: groeien die dingen ook in de tropen ?
Ja, die groeien hier dus, maar niet uit zichzelf. Want al was er honderd jaar geleden enige ervaring met het kweken van uitheemse gewassen, bijvoorbeeld met de uit Nederlands-Indië afkomstige bomen in de Cultuurtuin te Paramaribo, een jaar of zestig geleden zou het serieus en commercieel aangepakt worden; nu met dennenbomen. Geen Indische oorsprong, maar Scandinavisch, en niet vanuit een andere kolonie, maar bedrijfsmatig door Van Gelder Papier, die hier ook een fabriek wilde neerzetten en daarvoor in 1952 begon met proefvelden. Duizenden hectaren savannebos werden ontgonnen en vervolgens met de Pinus Caribaea beplant. Het is door allerlei oorzaken nooit wat geworden, maar veel bomen staan er nog. De Pinus is tussen haakjes niet de kerstboom, wat meestal een spar is. In Europa worden ‘dennenboom’ en ‘spar’ al jaren door elkaar gehaald.
Als je in Suriname iemand zoekt die het fijne weet van deze geschiedenis, dan kom je vrijwel zeker terecht bij Kenneth Tjon van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname (Celos): “Tien jaar is gewoon te kort. Van Gelder is in 1952 begonnen, maar in 1962 al weer afgehaakt. Ze wilden jaarlijks twintig kuub per hectare halen, maar dat is nooit gelukt. Omdat ze niet al te zware machines hadden, kozen ze voor het lichtere savannebos. Gingen ze bijvoorbeeld bomen planten op stukken waar niets groeide. Dat was makkelijk, hoefden ze niet te ontginnen, maar waarom groeide er niks? Achteraf is ook te snel voor de Pinus Caribea gekozen en is de grondsoort niet goed uitgezocht. Op maar twintig procent van de proefvelden bleek de grondsoort redelijk in orde. Ook de plantwijze was niet handig: de afstand tussen het pootgoed werd bepaald door de breedte van de machines, niet andersom. Toch had het heel anders kunnen lopen, want er zijn landen waar het wel is gelukt, bijvoorbeeld Trinidad, Belize en Chili.”
Monocultuur
Na het vertrek van Van Gelder in 1962 is het project overgenomen door ‘s Lands Bosbeheer en werd in de bosgordel meer dan achtduizend hectare Pinus aangelegd. Kenneth Tjon schrijft in het Surinaamse Vakblad Bos & Natuur: ‘Het Pinus project werd voortgezet vanwege de werkgelegenheid en het feit dat bosbouw en houtteelt toen waren gefocust op het vervangen van de ‘chaotische jungle’ door overzichtelijke, uniforme boomcultures. De Pinus zou gebruikt worden als binnenlands constructiehout en de inheemse hardhoutsoorten zouden worden geëxporteerd’. Dus zoals nu met Surinaamse rijst en garnalen, zou de topkwaliteit hout worden uitgevoerd. Tjon: “Later bleek alles ook te duur te worden. Na 1962 kregen vakbonden meer macht, waardoor de lonen omhoog gingen. Daarna kwam de oliecrisis van 1973 en werd brandstof voor zware machines onbetaalbaar. Na de Binnenlandse Oorlog is er al helemaal niets meer gebeurd. Het werd gevaarlijk, er was angst voor mijnen en de hele infrastructuur was weg. Nu, in 2011, is het volstrekt uit de mode, de nadruk ligt meer op biodiversiteit, niemand wil meer monoculturen in het bos.”
Electriciteitspalen
Tjon vervolgt: “Opgeteld staat er verspreid toch een 7.500 hectare pijnbomen in Suriname. De den is taai en overleeft, maar doet er te lang over dik te worden. Ze zetten ook geen vruchtbaar zaad en de boom ziet er vaak miserabel uit. Toch staan er ook dikke bomen. Ze zouden er eigenlijk tussenuit gehaald moeten worden omdat ze heel geschikt zijn als elektriciteitspalen.”
Kenneth Tjon is niet optimistisch over het bosbeheer. De controle is minimaal, want er zijn maar een paar wagens voor een enorm gebied. En dan zijn de taken nog wonderlijk verdeeld. Heeft de ene wagen alleen jachtopzieners aan boord, dan heeft de andere alleen houtcontroleurs. Het is de typisch Surinaamse versnippering van taken om alle partij- of familieleden aan werk te helpen. Tjon noemt verder als oorzaak dat houtkap vaak door familiebedrijven wordt gedaan. Hebben die allerlei zaken zoals supermarkten en houden ze daarnaast koeien? Dan moet een overblijvend familielid maar het houtkapbedrijfje runnen, terwijl normale bedrijven verlieslatende activiteiten zouden stopzetten. Daarnaast noemt Tjon de geringe belangstelling bij studenten. Terwijl negentig procent van ons land uit bos bestaat, gaan ze haast allemaal ‘mijnbouw’ studeren, in plaats van ‘bosbouw’. Er wordt jaarlijks ongeveer tweehonderdduizend kuub hout geproduceerd, maar dat gebeurde vijftig jaar geleden ook al. Er is bovendien weinig Surinaams hout gecertificeerd, waardoor Europa het niet mag importeren, dus het merendeel gaat naar het Caribisch gebied en landen als China, waar duurzaam produceren geen aandacht heeft.
Kerstboom uitzoeken? Hij staat als dennenboom overal in Suriname, tot in het telefoonboek aan toe als familienaam Denneboom. Volgens Kenneth Tjon gaat de boom vanzelf ten onder, want andere soorten zullen het winnen. Kerstboompje kappen? Bij Blaka Watra staan er nog veel, dus half december potje zwemmen in die kreek, zeker dertig graden boven nul (om de Nederlandse Surinamer op gedachten te brengen), kerstboompje inladen (maar het mag niet): prettige kerstdagen!
Import |
Importeren van uitheemse planten kan ernstige gevolgen hebben. Hiermee heeft Suriname geluk gehad. Neem de uit Zuid-Amerika afkomstige waterhyacint, die nu overal ter wereld irrigatiekanalen en zelfs complete rivieren verstopt. ‘Het leger op de Filipijnen is ingezet om de waterhyacint te ruimen. De waterplanten zijn oorzaak van overstromingen waar een half miljoen mensen door zijn getroffen. Twintig hectare waterhyacinten blokkeren de Rio Grande. Militairen proberen met kettingzagen de planten te verwijderen. Op sommige plekken is de laag waterhyacint drie meter dik en kunnen de ruimers op door de planten gevormde eilanden lopen’. Bron: Tuin & Landschap |