Op zoek naar mijn Hindostaanse voorouders – deel 2 – Parbode Sneak Peek
Door de resultaten van de eerste zoektocht (Parbode mei 2016) was de nieuwsgierigheid naar mijn grootouders Sheik Jhohori en Poranti Bhoora alleen maar toegenomen. Het vertrek uit India in 1899 en 1909, de plantages Rust en Werk en Slootwijk waar ze onder contract stonden, ik wilde meer. Is het mogelijk om uit het stof van meer dan honderd jaar archief, een beeld van een man en een vrouw te creëren? Het antwoord zal als een sibibusi over me heen spoelen.
Delpher biedt uitkomst
Het onderzoek begint achter mijn computer, thuis in Den Haag. Ik had de tip gekregen het zoekprogramma Delpher te raadplegen dat toegang biedt tot onder andere 1,3 miljoen kranten. Met de functie ‘Uitgebreid Zoeken’ ga ik naar ‘Verspreidingsgebied’ en klik ‘Suriname’ aan. Dat ik voor de deur sta van hun leven kan ik niet bevroeden, ik hoef die alleen nog maar zacht piepend open te duwen.
In de zoekbalk type ik ‘Sheik Jhohori’ en ik druk op enter. Minder dan een seconde later lees ik linksboven dat er één krantenartikel is gevonden: een familiebericht uit 1910. Mijn teleurstelling over de magere vangst verdwijnt even snel als de waarde van de Surinaamse dollar zodra ik begin te lezen. ‘BURGERLIJKE STAND’, daaronder in vette onderkastletters ‘Huwelijken. District Cottica’.Dan volgen de namen ‘Sheik Jhohori No. 95/Bb’ en ‘Bhoora No. 1191/Ll’. Geen twijfel mogelijk, mijn grootouders zijn getrouwd, en nog wel voor de Nederlandse wet. Vragen tuimelen over me heen en ik voel me als een doelpuntenmaker die onder zijn medespelers wordt bedolven. Hoe kenden ze elkaar? Hebben zij de advertentie gezet? Wanneer zijn ze getrouwd? En waarom?
Het familiebericht staat in De Surinamer van 28 juli 1910 en geeft nog drie huwelijken. Als ik de contractnummers lees, alle zes met de aanduiding /Ll, realiseer ik me dat zij net als mijn grootmoeder met de SS Mutlah op 2 mei 1909 in Suriname zijn aangekomen. Onderzoek in de online database leert me dat ook zij op plantage Slootwijk werkten. Ze vormen vermoedelijk met z’n zevenen een groep jaháji bhái (‘scheepsbroeders’, red.). Maar mijn grootvader dan? Waar komt hij vandaan? Wat doet hij daar?
Huwelijksakte
Begin maart 2017 vertrek ik naar Suriname, maar vier maanden daarvoor, fiets ik op vrijdagmiddag naar het Nationaal Archief, geplakt tegen de lange zijde van het Centraal Station Den Haag. Het gebouw bestaat uit vaalgele bakstenen en lijkt op de omgevallen blokkendoos van mijn kleinzoon. Binnen is het verrassend licht en ruim opgezet. Nadat ik mijn spullen in een locker heb opgeborgen, loop ik de bronnenzaal binnen van Centraal Bureau voor Genealogie, onderdeel van het archief. De microfiches met huwelijken Suriname van 1801 tot 1935 liggen in kast 16, schouderhoog en armdiep. Ik trek lade 1 open en vind de rubriek ‘Huwelijk div dist.’ Met een insteekkaart markeer ik de plek waar ik het eerste pak fiches van het jaar 1910 wegneem, loop naar de Indus Microfiche Reader en ga aan de slag. Na ruim een half uur wordt het zoeken beloond. Op fiche ‘1910 tweede serie, nr 1’ tref ik onder het kopje ‘Cottica’ in een boekhoudschrift een tiental namen (ook weer die van de jaháji bhái) aan en de namen van mijn grootouders. Ze zijn 37 en 23 als ze op 9 augustus 1910 trouwen. Een zakelijke notitie, helaas geen huwelijksakte. Ik wil opruimen, maar als ik zie dat het jaar nog slechts vijf fiches heeft, ga ik door; een langdurige activiteit maar, zoals vaker zal blijken, is doorzettingsvermogen een belangrijke eigenschap bij het onderzoek. Huwelijksaktes schuiven op het beeldscherm voorbij en dan wordt er een stolp over me heen gezet. Alle geluid verdwijnt, de omgeving vernauwt zich tot een glazen buis. Ik lees ‘Sheik Jhohori’, ik lees ‘Bhoora’. Achterover leunend op de stoel laat ik het meer dan honderd jaar oude document minuten lang op me inwerken. Dan begin ik te lezen, langzaam, woord voor woord spellend, alsof ik de betekenis als een papaja wil proeven.
Mijn grootvader woont op plantage Slootwijk, is een vrije arbeider (zijn contract op plantage Rust en Werk eindigde op 22 april 1904) en is van beroep roeier. Zijn vader heet Sheik Jhootu en is vóór 1899 overleden, dus voordat hij als contractarbeider naar Suriname vertrok.Mijn grootmoeder woont op dezelfde plantage en is daar veld- en fabriekarbeidster. Haar vader heet Poranti, is van beroep handelaar en woont in Brits-Indië.
Het huwelijk is afgekondigd op 24 juli en op 31 juli op station Ephrata in Cottica en voltrokken door de heer Stolling op 9 augustus op station Constantia, aan de overkant van de Commewijne, op acht kilometer stroomafwaarts van Slootwijk. De akte wordt in het Hindostaans voorgelezen door de tolk Ramcharan, omdat ‘comparanten aangeven het schrijven niet te kennen’. Getuigen zijn de politieagenten Bart en Goede.
Dan zie ik links in de kantlijn tekst haaks op het document. Het handschrift laat zich moeilijk lezen, alsof er een dikke mist over de woorden hangt. Na twintig minuten kijk ik naar mijn kladblok en lees:
‘Door Bhoora 1191/Ll in begindstaande akte genoemd is krachtens art. 63 bis van het B.W. op 11 mei 1934 gekozen de voornaam “ Bhoera” en de geslachtsnaam “Parauwti”. De Ambtenaar van den Burgerlijkenstand’
Hun levens krijgen houvast, ze worden van papier en van nummers, van stof en van fiches een man en een vrouw.
Volkstelling 1950
Op woensdag 30 november 2016 ben ik opnieuw in het Nationaal Archief. Een dag eerder heb ik thuis op ‘gahetna’, de website van het archief, informatie gevonden over de Tweede algemene Volkstelling van Suriname 1950 (zie ook kader). Mijn grootvader was toen al overleden (later meer over die zoektocht) maar volgens mijn oudste zus Sonija leefde mijn grootmoeder toen nog, dus moet zij in deze telling zijn meegenomen. Ik vind onder de kop ‘Telkaarten van Hindoestanen van het vrouwelijk geslacht’ inventarisnummer 298, geboren tussen 1886 en 1895. Aangezien Bhoera Parauwti meer dan honderd jaar geleden geboren moet zijn (1887, berekend op leeftijd en datum van immigratie), is het pakket met formulieren openbaar. Ik maak een reservering voor de volgende dag.
In een zaal met de omvang van een middelgrote sporthal, onder neonlicht en op de witgrijze formicatafel ligt de kartonnen doos nummer 298 met daarin een pakket samengehouden door een papieren omslag. Als ik de linnen strik open trek, zie ik ongeveer vierhonderd ingevulde telformulieren. Bruinvergeeld papier van 40 bij 20 centimeter, met 28 onderwerpen verdeeld over twee pagina’s. Geconcentreerd loop ik de stapel door en met nog tien, elf formulieren te gaan stuit ik op mijn grootmoeder, Bhoera Parauwti. Maar dan is het tien voor vijf, het archief gaat sluiten. Snel neem ik met mijn telefoon een paar foto’s, leg mijn formulier boven op de stapel en breng de doos naar de afgiftebalie, maar niet voordat ik een reservering voor morgen heb gemaakt.
In een houterig, weinig geoefend handschrift, noteert teller Bagboelasing de antwoorden. Bhoera woont op Welgedacht C 93, land dat nog steeds in bezit is van familie. Aan de linkerkant en onderaan staan in een L-vorm voorgedrukt de leeftijden 1 tot en met 91, eindigend met een vraagteken. Mijn grootmoeder is 62, want dat getal is aangekruist. Andere informatie die het telformulier prijs geeft: geboren in India in 1888, maand en datum kent ze niet; niet erkend door haar ouders; weduwe; Surinaamse nationaliteit; geen ziektes, geen gebreken; godsdienst islam; geen schoolopleiding; geen beroep, werkt niet. Onder ‘Kinderen’ staan 1 en 2 aangekruist, bij het laatste nummer haar leeftijd van 37, beiden geboren uit een huwelijk met één man. Vraag 18 gaat over ‘Ouders’, en daar tref ik mooie informatie aan. Mijn overgrootvader heette Parauwti (en dus niet Poranti volgens de huwelijksakte) en mijn overgrootmoeder Soekdei. Mijn hoop ooit het oorspronkelijke familieboekje te vinden lost in stilte op. Onder het kopje ‘Dienstaanwijzingen’ lees ik: ‘geen fam boek’.
Het hele artikel is te lezen in het julinummer van Parbode.