Pake, de dresi-man
Een Surinaamse kruidendokter, een bottendokter, een medicijnman met de handen van God, zo wordt hij gekarakteriseerd. Pake, wie is die man, waar de mensen voor uit het buitenland komen? Wie zijn de patiënten die hier komen en met welke problemen komen ze? Hoe kijkt Pake zelf aan tegen zijn werk?
Op vrijdagochtend half negen rijden we richting Zanderij. Bij de Meursweg slaan we naar links en stoppen bij het eerste winkeltje aan onze linkerhand.‘Sun dish’ roept het reclamebord. We parkeren de auto, zo te zien zijn we niet de enige. Het doel van dit eerste bezoek is een afspraak met Pake. Pake blijkt een kan-kan stampu nengre te zijn met een bloot bovenlijf en een gemoedelijke buik boven zijn legergroene kuitbroek. Hij beschikt over een hartelijke en open uitstraling en is zeer toegankelijk. “Kom maandag, maandag is goed, maandag is het rustig”, zegt Pake. Later begrijp ik dat de polidagen van dinsdag tot en met vrijdag zijn en wel van acht tot zes.
Polidag of geen polidag, als ik die maandag daarop om kwart voor negen aankom ben ik niet de eerste en ook niet de enige, de wachtruimte zit vol. Minstens twaalf mensen wachten op de vier banken die onder een afdak zijn geplaatst. Pake zelf zit op een krukje, hij heeft plastic handschoenen aan en is geconcentreerd bezig met een patiënt die languit op een bank ligt. Op de grond staat een krat, afgedekt met een krant. De vuile watten en het verband worden op de krant gegooid. Pake verzorgt een wond, en verbindt daarna de voet.
Heupkop
Ik ken Pake al een beetje uit het boek van Karin Anema. Zij schrijft over de genezing van haar zoon Ischa. Hij leed volgens de deskundigen aan de ziekte van Perthes, waarbij de heupkop langzaam afsterft. Voor die ziekte was hij met zijn twaalf jaar eigenlijk te oud. Dat wil zeggen te oud om de afstervende heupkop nog weer te laten aangroeien. Maar met behulp van een rolstoel, twee krukken en veel rust zou de kans op verder afsterven van het bot geminimaliseerd kunnen worden. Een chirurgische ingreep was daarmee misschien niet te voorkomen, maar wel uit te stellen.
Ruim twee jaar rolt en krukt Ischa zich door het leven met groeiende frustratie, voordat Karin besluit om met haar zoon naar Suriname te gaan, naar Pake. Binnen een week na de eerste behandeling is Ischa vrij van pijn. Drie weken later loopt hij weer en stapt monter op het vliegtuig terug naar Nederland. Daar gelooft de specialist zijn eigen röntgenfoto’s niet, maar dat de vooruitgang komt door de (door hem voorgeschreven) rust, daar is hij wél zeker van.
Kaartjes
Het uiterlijk van Pake doet niet denken aan dat van een specialist, de omgeving al helemaal niet aan die van een polikliniek. Er zijn geen enge apparaten en afgrijselijke instrumenten, geen stamkaarten met hanenpoten, geen zuster die je SZF-kaart of verwijsbrief inneemt en controleert. Alleen de genummerde kaartjes die aan een stalen draad hangen, herinneren aan de procedure bij een ‘echt’ doktersbezoek.
Omdat Pake druk bezig, is verwijst hij me naar zijn patiënten: “Den patiënt sref mus taki, mi no lobi fu mek reclame.” En die patiënten zijn zonder uitzondering en van harte bereid hun verhalen te doen. We praten met de 67-jarige oud-militair Van Wely die dertien jaar in ons land woont. Hij staat me te woord in zijn autobus, terwijl hij wacht op andere patiënten van de buurt die mee zijn gekomen. Hij klaagt over de behandeling die hij in één van onze ziekenhuizen heeft gekregen. De specialisten wilden zijn been amputeren. Botartrose luidde de diagnose. In zijn hiel zat dientengevolge een groot gat. “Het leek wel of een haai erin gebeten had.” Later komt een familielid met foto’s van de wond. Van Wely komt hier nu een maand of acht, iedere ochtend om acht uur. De wond wordt schoongemaakt met een bijtend papje.
Tijdens het vertellen schiet hij af en toe vol. Vooral als hij terugdenkt aan de behandeling die hij kreeg in het hospitaal. “Stel ik wil iets tegen u zeggen en u loopt gewoon door, hoe denkt u dat ik me dan voel? Wel ik voel me diep getrapt, diep onbeschoft behandeld.” Hij is geen flauwe jongen zoals hij zelf zegt, hij maakte destijds deel uit van de Irene brigade, maar door deze affaire is hij bijna ‘zijn kop kwijt geraakt’, wilde niet meer eten, niet meer leven. Ik dacht: “Ik schei er mee uit.” Naar het zich laat aanzien is hij met een maandje geheel genezen, dat wil zeggen dat de wond dan dicht is en Van Wely in het bezit blijft van been én voet.
Teen
Plotseling hoor ik op de achtergrond ‘wai, wai’, scherpe kreten van pijn. Nader onderzoek leert dat die kreten afkomstig zijn van de heer Blanker, vijftig jaar oud. Hij is een aantal maanden geleden per ongeluk met zijn voet in een spijker getrapt. Het werd een stinkende wond. Hij wilde naar Pake, maar deinsde terug toen hij van mensen hoorde dat het ‘wisi’ was. Het ziekenhuis wilde amputeren. Dan liever naar Pake besloot hij. Nu komt hij hier al twee en een halve maand om de dag. Pake heeft de wond behandeld. Hij ruikt, kijkt, behandelt. Uiteindelijk bleek het nodig, zonder verdoving, een teen te amputeren. Nog altijd beter dan een hele voet of been. De heer Blanker vertelt met trots het verhaal: hij heeft het dan toch maar doorstaan, de teen is hij kwijt, maar een man is hij wél. De vooruitzichten voor zijn genezing zijn volgens zijn eigen zeggen positief.
Waterpas
We zijn getuige van de eerste passen die de zesjarige Dejan maakt, op en neer in de kleine behandelruimte. Wonden worden in het openbaar behandeld, voor het aanbrengen van kompressen heeft Pake een aparte behandelruimte. Dejan loopt met beide voeten plat op de grond. Hij heeft twee operaties gehad aan zijn rechterbeen, maar bleef desondanks op zijn tenen lopen. Pake: “Ju mu t’nap recht, lek wan surdati.” De kleine Dejan zet zich schrap, de armen recht langs zijn magere lijfje. Pake wijst op de scheve verhoudingen van linker- en rechterschouder. “Wan oso mus dè waterpas, ma wan sma ook tu mus dè waterpas.” Dejan krijgt van Pake een kompres aangemeten ‘fu lus a wervel’ . Eerst wat ‘safkandra’, zacht wit kaarsvet op de wervels, dan een kompres van dikke watten gedrenkt in een kruidenmengsel en daaroverheen brede pleisters. Die kruidenmengsels kunnen verschillen, afhankelijk van de beoogde werking.
Mevrouw Smith komt binnen. Zij was in februari vanuit Nederland hier voor een eerste behandeling vanwege heupklachten. Ze is nu terug om de behandeling af te ronden. Mevrouw Smith heeft last van haarscheurtjes in het heupbeen en kreeg ontstekingen. Als remedie daartegen werd Ibuprofen voorgeschreven. Na de eerste behandeling van Pake kon ze zich weer draaien en na de eerste sessie was ze vier maanden pijnloos.
De heer Naldo, 63 jaar, had ernstige en langdurige pijn in rug en dij. De internist onderzocht en verklaarde: “Alles van je is in orde.” Maar de pijn bleef en Naldo kon niet lang staan. Hij heeft van alles geprobeerd, twee jaar heeft hij niet gelopen. Na een paar behandelingen van Pake mocht hij weer oefenen. Nu trimt hij. De medicijnen van de internist heeft hij terzijde gelegd.
Konsakawiri
Het is eigenlijk wel gezellig op de poli. Patiënten blijven achter om een biertje te drinken, om een tori te vertellen, om elkaar een hart onder de riem te steken, of simpelweg omdat het ziekenvervoer van de buurt wacht totdat alle patiënten gereed zijn. Een jong meisje laat haar schouder zien. Pake lacht tevreden. De schouder was uit de kom geschoten. Nu zit alles weer prima op zijn plaats. Alleen bij vochtig weer kan het nog wat trekken. Een andere dame komt langs en vertrekt met een pot ingepakt in een plastic zak. Een oude mevrouw krijgt een klein pakketje gewikkeld in krantenpapier. De Surinaams-Nederlandse verpleegkundige Ingrid is op vakantie. Zij komt speciaal om de behandeling van diabeteswonden te bekijken en spreekt haar goedkeuring uit.
Ergens op het erf is Rasta bezig met het selecteren, wassen en stampen van de kruiden. Hij stampt eerst de konsakawiri, een kruid met heilzame werking op de ogen. Daarna stampt hij anesiwiri. De kruiden worden na het stampen flink uitgeperst en op een stuk zinkplaat gelegd. Rasta kapt twee grote groene kalebassen en legt ze in de schaduw te drogen.
Wani
Tegen enen loopt het als we Pake eindelijk te spreken krijgen. Ik maak me bezorgd over het behoud van de kennis voor het nageslacht. Volgens Pake onnodig, die kennis is namelijk erfelijk. Als we doorpraten begrijp ik dat die kennis er IS, zogezegd in het universum. Niet dat Pake die woorden gebruikt, maar zo denk ik het te moeten vertalen. Vandaag werkt hij met die kennis, vroeger werkte zijn vader ermee. Maar het is niet zo dat je iemand kan dwingen om die kennis door te geven. Het gaat met wani, met lobi en met firi, motivatie, liefde en gevoel. Die firi zal ik proberen uit te leggen, want dat is het belangrijkste: Je kunt twee mensen met hetzelfde recept en dezelfde ingrediënten in de keuken zetten en toch kan het gerecht van de één passeren en smaakt het andere gerecht ‘swit no todo’ . Wel, dat is firi. Pake verzekert me dat er over een aantal jaren ergens anders, iemand anders wordt geboren met diezelfde wani, diezelfde lobi en diezelfde firi.
Pake geeft mij zijn visie op de relatie tussen betaling en genezing. Bij het eerste consult stelt Pake de prijs vast, die betaal je, eventueel in termijnen. Hoe vaak je komt, welke behandelingen worden toegepast, welke medicijnen je gebruikt, dat maakt niet uit, het bedrag staat vast. Dat is goed voor het genezingsproces aldus Pake, want de patiënt hoeft zich geen zorgen meer over geld te maken. Om zijn werk te kunnen blijven doen moet Pake zich wel aan enkele regels houden. Hij mag geen geld vragen, wel troost bieden, aan mensen die niet meer te genezen zijn. Hij mag op geen enkele wijze misbruik maken van – vrouwelijke – patiënten, ‘no fas umasma’, en hij mag niet aan geld denken, ‘no denki moni’.
Pake praat over de plannen om medicijnmannen te registreren. Daar kan hij zich flink over opwinden. “Er zijn mensen die hebben uit boeken geleerd en er zijn mensen die dankzij eeuwenoude tradities over kennis beschikken. De planten zijn er, God heeft ze ons gegeven om te gebruiken. Ala meti, elk dier, weet uit zichzelf welke planten hij wel en welke planten hij niet moet eten. Wij mensen zijn ook meti, wij hebben die kennis ook.” En dan komen er veel meer voorbeelden van genezing met behulp van kruiden, bribi nanga pasensi, geloof en geduld. Pake roept zijn patiënten als getuige: een vergroot hart, een hernia, gehele of gedeeltelijke verlammingen, onvruchtbaarheid, onverklaarbare hoofdpijnen, geelzucht, oogklachten zijn zonder uitzondering genezen. Pake: “Ik heb wonderen gezien, mijn vader deed wonderen.”
Turnzusjes
Het neefje van Pake kopieert ondertussen een artikel uit de Volkskrant voor me: “Heilzame therapie bij kruidendokter Pake”. Twee turnzusjes uit Friesland, Berber en Brechtje, hadden last van blessures. Brechtjes heup vertoonde Perthes–achtige klachten. Zij werd geholpen door olie en kruiden uit ‘de wouden van Suriname’. De röntgenfoto’s laten herstel van de heup zien, het bot is harder, de structuur is steviger. Zus Berber wordt voor weer andere klachten in Nederland geopereerd. Beide zusjes zijn weer op de been. Berber turnt weer en Brechtje kiest nu voor het wielrennen. Ik zou het graag hierbij laten, want ik ben eerlijk gezegd onder de indruk van de positieve energie van Pake, van de verhalen van de patiënten, van de wonderen die deze wereld nog niet uit zijn. Maar er zijn ook andere geluiden, die geluiden komen uit de medische wereld. Ze waarschuwen tegen het gebruik van oso-dresi, huismiddeltjes. Mensen gaan soms te lang door met deze huismiddeltjes. Het gevolg kan zijn afstervend weefsel en een onvermijdelijke amputatie. Bij diabetes is de dresiman niet in staat de suiker te controleren en bij botbreuk is vaker niet alleen het bot gebroken, maar zijn ook bloedvaten die moeten zorgen voor een goede doorbloeding aangetast, net als de zenuwen.Oh ja, Karin Anema laat per e-mail weten dat haar zoon het prima maakt. Hij beoefent verschillende sporten waaronder surfen op zee. Zijn heup is 100 procent genezen. Hij trekt alleen nog iets met zijn been als gevolg van verkorte pezen door langdurig rolstoelgebruik. J
ANNE HUITS