Pakket uit Paramaribo
Misschien heb ik de verkeerde vrienden, maar ik krijg nooit eens een pakket uit Suriname toegezonden. Nooit eens zo’n heerlijk zware doos met tussen de indrukwekkende stempels mijn naam en adres in hanenpoten geschreven. En, kostbare schatten tussen de houtwol: een fles Borgoe rum, een kerstbrood van Hollandia, een zak bananenchips, een doos Cubaanse sigaren, echte Surinaamse pindasaus, een bundel gedichten van Michaël Slory en, als klap op de vuurpijl, een briefje van de afzender met de mededeling dat ik een formidabele kerel ben en, hoewel aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, nooit uit zijn of haar gedachten. Misschien heb ik de verkeerde vrienden.
Tussen Amsterdam en Paramaribo is het een komen en gaan van dergelijke pakketten. Vanuit de Bijlmer gaan elke maand honderden pakketten met levensmiddelen en boeken naar vrienden en familie in Suriname, en er komen ook veel pakketten terug. Kennelijk is het goede handel, want de verzendhuizen schieten als paddenstoelen uit de grond. Sommige maken een professionele indruk, met een nette balie en een schreeuwerige gevelreclame. Andere zitten anoniem weggestopt achter in een videotheek of een drogisterij. Ik vind het altijd een ontroerend gezicht: al die grote en kleine pakjes met hun onbekende inhoud op een rij, ongeduldig wachtend op de komst van de adressant.
Ik was oprecht verbaasd toen ik deze week uit de mond van een hoge politiefunctionaris vernam dat de pakketten uit Paramaribo steeds vaker besmet zijn met drugs. Tussen de eetwaren en de attenties treft de politie regelmatig grote en kleine hoeveelheden cocaïne aan.
Verbazingwekkend is het natuurlijk niet: met de stofkam van de 100-procentscontrole op Schiphol en de röntgencontroles in havens, zoeken de handelaren in coke natuurlijk naar nieuwe wegen om de drugs bij de klanten in Nederland te krijgen.
De oorzaak van mijn verbazing was de wetenschap dat een postpakket doorgaans een afzender en een ontvanger kent. Ik ben geen drugshandelaar, maar dat laatste lijkt mij nogal riskant.
De politiefunctionaris legde uit dat de pakketten uit Suriname vaak helemaal niet voor vrienden en familie bestemd zijn. In veel gevallen is de ontvanger een armlastige alleenstaande moeder die haar adres voor een paar honderd euro beschikbaar stelt. Of een oudere Surinamer die wel bereid is wat risico te lopen voor een extra zakcentje. Dat staat mij zo tegen aan die hele drugshandel. Niet dat er mensen in Suriname zijn die een vermogen verdienen met het leveren van coke aan de architecten, advocaten en reclamejongens in Amsterdam, maar dat het voortdurend de kleine sukkelaars zijn die voor hen de risico's mogen lopen en de klappen incasseren. Het is een nare bedrijfstak van laffe honden, als u het mij vraagt.
Opmerkelijk natuurlijk ook dat de pakketten met coke in Suriname ongehinderd op de post kunnen worden gedaan. De politieman slaakte een diepe zucht, toen dat onderdeel van het transport ter sprake kwam.
Het lukt zelden of nooit om een verzender van zo’n pakket in Suriname te achterhalen, ook al bestaat er officieel een legitimatieplicht.
In Nederland wordt nu nagedacht over een vergunningplicht voor de verzendhuizen, zodat deze kunnen worden gesloten na de ontdekking van besmette pakketten.
Tot die tijd zal het vermoedelijk wel een komen en gaan blijven van pakketten, tussen de arme scharrelaars in de Bijlmer en hun verkeerde vrienden in Suriname.
Columnist Patrick Meershoek is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool