Papieren persvrijheid
Suriname is gezakt op de Wereld Persvrijheidsindex. Hoewel de situatie sinds de militaire jaren tachtig drastisch is verbeterd, leert de werkelijkheid dat er nog veel moet veranderen om de deels papieren persvrijheid in de praktijk ook te kunnen beleven. Want er zijn nog altijd mensen in ons land die kritische berichtgeving niet dulden en als het ze uitkomt dit zelfs afstraffen met een pak rammel.
Een Parbode-collega werd enkele weken geleden ’s avonds laat, even buiten het centrum van Paramaribo, door twee mannen mishandeld omdat hij, zoals het duo riep, leugens zou schrijven. Eén van zijn belagers droeg een politie-uniform. Vervolgens werd de aangifte van de gehavende journalist geweigerd bij bureau Nieuwe Haven, met de mededeling ‘als u aangifte doet, dan beschouwen we dit als een valse aangifte, wat strafbaar is en dus sluiten we u dan op’.
In opdracht van minister Chandrikapersad Santokhi is een serieus onderzoek ingesteld naar dit incident. Daarover dus geen kwaad woord, hoewel bij het ter perse gaan van deze editie nog geen klaarheid in de zaak was gebracht. Het voorval staat echter niet op zich; in de afgelopen jaren hebben zich meer gevallen voorgedaan waarbij journalisten werden bedreigd of anderszins in hun vrijheid zijn beknot. Het bewijst hoe fragiel de persvrijheid in ons land nog is.
De recent gepubliceerde Wereld Persvrijheidsindex 2009 van perswaakhond Reporters Without Borders (RWB) bevestigt dit. Suriname zakte daarop met twaalf plaatsen naar de 42e plek. Op een lijst waar 173 landen staan vermeld, valt deze positie op zich wel mee. Maar het kan veel beter. In een reactie tegenover De Ware Tijd stelde minister Santokhi dat het verbeteren van de persvrijheid deel uitmaakt van het (trage) proces om de rechtsstaat verder te versterken. In zijn ogen heeft vooral de militaire dictatuur van de jaren tachtig, toen journalisten werden vermoord en systematisch werden beknot in hun werk, de nodige sporen achtergelaten.
Daarin heeft de bewindsman gelijk. Bij veel journalisten die deze traumatische periode hebben meegemaakt, bestaat ergens in het achterhoofd nog altijd de angst voor herhaling. In de democratie zoals Suriname nu ogenschijnlijk is, zou dat niet meer hoeven. Incidenten, zoals eerder in dit stuk beschreven, tonen echter aan dat hun vrees niet onterecht is.
Er is in ons land veel mis voor wat betreft de vrijheid van meningsuiting, niet alleen ten aanzien van de pers. Er lopen nog altijd teveel figuren rond die menen buitenproportioneel te moeten reageren als iemand kritiek uit. Politici, die juist die vrijheid van meningsuiting moeten koesteren en beschermen, zijn daar een triest voorbeeld van. Stel het twijfelachtige democratisch beleid binnen de VHP aan de kaak en je krijgt klappen op het terrein van De Olifant.
En in de Nationale Assemblee mogen de parlementsvoorzitter en een partijleider ongestraft een lid van de oppositie, dat met woorden wat al te fel uit de slof schiet, voor het oog van land en volk in elkaar schoppen.
Het gaat dus niet alleen om het schrappen van de muilkorfwetten in het Wetboek van Strafrecht; er is vooral een omslag in de samenleving nodig om te accepteren dat iedereen vrij is om een mening te hebben en deze ook mag uitspreken. Een omslag waarvan je mag hopen dat die in de aanloop naar de verkiezingen al plaatsvindt. Vooral politici moeten beseffen dat hoge bomen veel wind vangen. En niet, omwille van een paar zetels in de grimmigheid rond de campagnes, critici op welke manier dan ook de mond willen snoeren. Want daarmee trappen ze één van de belangrijkste pijlers uit het fundament van de democratie omver.