Paradijs op Commewijne
Op het balkon van je huisje, luisteren naar de vogeltjes, een Parbode en een Parbo bij de hand. Dat is voor de meesten van ons nog wel weggelegd. Maar dan: tussen de bomen door zie je twee zwembaden, een jongen komt langs met de menukaart van die avond, in de boom links van je zat gister nog een luiaard en de blawforki’s schieten langs ‘als straaljagertjes’. Pieter en Peter creëerden op Commewijne een paradijsje. Steeds meer toeristen én Surinamers weten het te vinden.
Hotel de Plantage is de creatie van Pieter van der Grift en Peter van Huffel. Sinds april 2002 werken ze hier aan hun resort. Ze waren al een tijdje op zoek geweest naar een geschikte plek om hun ideeën te verwezenlijken, in Frankrijk, in Turkije, in Marokko. Maar na een vakantie in Suriname wisten ze het zeker: hier wilden ze wonen en werken. Van der Grift: “Op het vliegveld had ik al heimwee.”
Ze vonden een geschikte locatie van elf hectare op Commewijne, in de buurt van Tamanredjo. Vroeger lag daar de plantage Montpellier. Halverwege de negentiende eeuw kwam die echter tot verval en nu herinnert alleen een aantal verdwaalde cacaoplanten in het enorme bos er nog aan. En de naam van het hotel, natuurlijk. Met hulp van buurman Humphrey bouwden de heren daar zes huisjes voor twee gasten, twee huisjes voor groepen van vier en een restaurant. Dit alles in een prachtige tuin, met terras en zwembaden, grenzend aan een bijzonder bos.
Banabeki
Het bos valt onder Pieter, want de heren hebben de taken helder verdeeld: Peter zwaait binnen de scepter, in het restaurant, Pieter is de buitenman. En dat doet hij met kennis van zaken. Nieuwe gasten neemt hij steevast mee het bos in, voor een stevige wandeling. Een bruggetje leidt naar een dichtbegroeid woud, met een enorme variatie aan bomen, planten, vogels en dieren. We zien al meteen doodshoofdaapjes wegschieten in de switbonki. Laarzen zijn hier in het bos noodzakelijk en muskieten vliegen af en aan. Maar het ongemak wordt beloond. Zo staan we aan de voet van een enorme kankantri, vele meters in omtrek, meer dan 100 jaar oud. Deze boom werd vereerd door indianen en creolen en als je je hand op de stam legt, kun je voelen waarom: de boom straalt een geweldige kracht uit. We zien de hangnesten van de banabeki (als handtassen die na een uit de hand gelopen feest de boom in zijn geslingerd) en komen langs de plek waar Pieter nog onlangs een groep reuzenotters ontmoette. “Enorm indrukwekkende dieren.” Regelmatig laten luiaards hun gezicht zien en een keer vond Pieter zelf sporen van een jaguar.
Het bos doet ook dienst als Pieters medicijnkast: de vrucht van zijn cashewbomen helpt tegen de keelpijn, de bladen van de zuurzak zijn een remedie tegen nervositeit en van de noten van de krappa maak je een middel dat de muskieten op afstand houdt.
Gekwetter
De vogels zijn bijna een verhaal apart. Maar liefst zestig soorten doen geregeld de Plantage aan. Je wordt ’s ochtends wakker van hun gekwetter (en van de roep van een enkele brulaap), de hele dag klinkt getjielp en gefluit en in de nacht begeleidt een eenzame uil de krekels. Onder de gasten van het hotel bevinden zich niet voor niets regelmatig ornithologen. Hier kun je niet alleen oog in oog komen te staan met een stondoifi, met de kulekule of de kwawfutuboi. In een van de bomen maakte een specht die een grote gelijkenis vertoonde met Woody Woodpecker, de temreman, een nest dat later bewoond werd door een toekan. En als je geluk hebt kun je een ijsvogel horen kwetteren of zelfs zien. Of een rede-ede tingifowru, een okroprakiki of een uduloso fowru. En of je die nu kent of niet, het blijft een belevenis.
“Veel Surinamers weten weinig van de natuur, vooral de stadsbewoners”, zegt Pieter. “Ook zij kijken hun ogen uit in het bos, hoewel je sommigen eerst echt moet overtuigen een kijkje te komen nemen.” De Plantage wordt bezocht door zowel Surinamers als toeristen, meldt Peter. Mensen uit de stad vinden hier ontspanning en rust, reizigers komen bij na een tocht in de binnenlanden. “Toeristen sluiten hun vakantie hier vaak af, zo kunnen ze op adem komen voordat we ze zelf naar het vliegveld brengen.” Nog niet zo lang geleden deed minister Chandrikapersad Santokhi met zijn mensen een dag de Plantage aan, om in alle rust te kunnen werken.
Peter verzorgt het eten voor de hotelgasten. Het prachtig gelegen restaurant, met uitzicht over de hele plantage, is afgewerkt met warimbohout. “Ik maak klaar wat ik zelf lekker vind”, zegt Peter. Hij kookt niet Surinaams, dat kunnen de Surinamers zelf beter. Zijn inspiratie vond hij eerder in Italië en Thailand. Ooit kookte hij voor een buurthuis in Amsterdam-Noord. “Ik ben een beroepsamateur.” De ingrediënten haalt hij vers van de markt, in de toekomst misschien ook uit het eigen bos. Terwijl hij enthousiast praat over zijn keuken, stopt hij plotseling om de gasten te attenderen op een geluid op de achtergrond: “Hoor je dat? Brulapen…”
Peter is de man van de ideeën. Zijn laatste: een loopbrug tussen de kruinen van de bomen, zo’n twintig meter boven de grond. Dat zal de eerste in zijn soort worden in de Suriname. In Guyana heb je al de Canopewalkway. Vanaf de loopbrug zal de bezoeker nog meer vogels en ook de bloemen van de lianen kunnen zien. Peter is de man van de praktijk, Pieter van de natuur. “Dat botst heus wel eens.” Maar meestal vullen ze elkaar aan. Het resultaat mag er wezen.