Paramaribo Post, 21
Onafhankelijkheid
Op veler verzoek mijn woorden zoals voorgedragen tijdens de feestaflevering van Suriname Vandaag op donderdag 22 november 2007:
Werden we onafhankelijk om op een andere manier afhankelijk te worden?
Niet meer afhankelijk van bakra basi, maar nu van blaka basi, bruine basi, groene basi, grijze basi, gele basi en weer van bakra basi?
Willen we zó onafhankelijk zijn?
Want: hoe afhankelijk zijn we van welke onafhankelijkheid?
En: hoe afhankelijk willen we van welke onafhankelijkheid zijn?
Enkele vragen:
-Hoe onafhankelijk is onafhankelijkheid?
-Hoe afhankelijk is afhankelijkheid?
-Hoe onafhankelijk is afhankelijkheid?
-Hoe afhankelijk is onafhankelijkheid?
Werden wij onafhankelijk om echt onafhankelijk te zijn?
Of werden we onafhankelijk om nog afhankelijker te worden?
Om allerlei kliekjes te laten graaien in onze natuurlijke rijkdommen?
Kunnen of willen wij de onafhankelijkheid zelf dragen en/of betalen of willen wij liever afhankelijk blijven van donoren die dan de onafhankelijkheid voor óns (of vóór ons) willen betalen?
Want: onafhankelijkheid kost geld, kost arbeid, kost inzet, kost opoffering, kost gewoon veel!
Willen we, kunnen we, zullen we dit allemaal opbrengen?
Onze onafhankelijkheid zelf leren dragen, alle kosten daarvoor zelf ophoesten… dát is onafhankelijkheid.
Rappa
Digi-no-cel
Het is zaterdagochtend, geen regen, de zon schijnt. Het gaat warm worden, maar nu is het nog heerlijk koel. Tijd voor een krantje. De honden in de auto en daar rijden we dan, een drukke rood-witte cellshop passerend. Ik koop standaard mijn drie kranten en thuis aangekomen ruik ik de koffie. Dit gaat een lekker rustig weekend worden, denk ik nog.
Ik vouw mijn krantjes uit en denk een mega reclamefolder meegenomen te hebben. Al die kranten zijn rood-wit! Ik blader door de kranten, alle vervelende 8 december-verhalen sla ik over: het is tenslotte weekend. Veel meer staat er overigens niet in de krant, dus begin ik toch maar aan die rood-witte advertenties. Ik zie warempel een aardig toestel, niet te duur met een post-paid abonnement. Dat zou mooi zijn: eindelijk af van ‘geen beltegoed’ en ‘geen belkaarten te koop’, bedenk ik me. Rijdend over de Jozef Israelstraat komen we weer langs die rood-witten. We kijken elkaar aan en besluiten het te wagen. Het is tenslotte zaterdag, een vrije dag, dus so what. De zon piert zijn tifi inmiddels verschrikkelijk. We kunnen niet naar binnen, die airco is er alleen voor digiwerkers. Onder de partytent is het zeker geen feest om te verblijven. Dat’na Digihel!
Ik dacht nog: ga ik dit wel doen of niet? Een vriendelijke medewerker wenst ons een verrassende goedemorgen. Dus toch een buitenlandse insteek hier? Voordat hij begint uit te leggen wat ie allemaal mag aanbieden, zet ik mijn vinger priemend op mijn eerder uitgekozen mobieltje. ‘Die wil ik’, zeg ik, ‘samen met een post-paid abonnement.’ ‘Mag ik uw ID-kaart en een laatste loonslip?’, vraagt de celwerker. Ik geef hem mijn paarse paspoort en vraag hem van welke medewerker hij een loonslip wil. Ik ben ondernemer en heb dus alleen maar loonslips van medewerkers. Nu eist hij een uittreksel van de KKF. En daar had ie me tuk. Ik moet dus toch weer terug. Ons vermoeden begint waarheid te worden: de hele zaterdag naar de knoppen voor een digicelletje. Maar we geven niet op. In mijn schoenendoos, speciaal bewaard voor onze accountant, vind ik gelukkig een recent uittreksel.
Onszelf goede moed insprekend gaan we weer terug naar die feesttent. Nu wil die man een bankafrekening. ‘Welke wilt u, die van de SRD, de USD of de Euro rekening, of wilt u een van de buitenlandse?’ Net voordat we beginnen te ontladen, komt een Engels sprekende chef naar buiten. Het vloeken in het Engels gaat me nog steeds goed af merk ik. Hij stelt ons gerust, ze gaan het binnen uitzoeken. We mogen de airco in! Met grote moeite probeert men onze gegevens vast te leggen op, laten we hopen, het juiste formulier. Niemand kent de juiste procedure! Ondanks oeverloos gebel met het hoofdkantoor komt men er niet uit. Gelukkig, de fax doet ’t. Dat formulier moet namelijk naar de Gravenstraat voor verificatie. En dan is het wachten, wachten, en wachten. Ik dacht nog: ‘Gaat die fax via een wirelesslijn van Digicel of over het Telezuur draadje?’ Ondertussen laat ik me vermaken door in en uit rennende rood-witte gestresste kuikentjes, waarvan de kopjes alsmaar roder worden. Na ongeveer twee uur wachten besluiten we om het toch maar op te geven en naar huis te gaan. De vrouwelijke chef baalt als een stekker. Ze moeten binnen vijftien minuten een klant geholpen hebben en wij zitten er al twee uur! Ze zegt toe ons te bellen, zodra alles klaar ligt. Dit telefoontje zal ons nooit bereiken. Bijna huilend biedt ze ons een gratis rugtas aan. Dat aanbod slaan we maar af.
’s Avonds in de Maretraite Mall lopen we toch maar weer zo’n cellshop binnen. Als we aan de chef vragen of we als bedrijf een post-paid abonnement kunnen afsluiten, antwoordt hij: ‘U moet naar de Gravenstraat. Daar bieden ze corporate solutions aan.’ Maar ik wil geen corporate solutions, ik wil gewoon een mobiel! We hebben medelijden met dit telecombedrijf, dat er als buitenlandse multinational in is geslaagd ons te laten zien hoe goed onze eigen Surinaamse ondernemers het wel doen. Dus ook met deze ‘nieuw(tele)komers’ verandert er niets en blijft Suriname gewoon een prachtig land. Thuis besluit ik het hele weekend maar binnen te blijven en koester mijn vaste aansluiting, die het in veel gevallen gewoon DOET! Lang leve de liberalisering, hoera!
Naam en adres bij redactie bekend