Parbode Xtra: Koninklijke excuses Nederlands slavernijverleden: wie zeiden tot nu toe ‘sorry’?
In navolging van de Nederlandse premier Mark Rutte, heeft ook de Nederlandse koning Willem-Alexander zijn excuses aangeboden voor het Nederlandse slavernijverleden. Hij hield zijn historische speech tijdens de Nationale Herdenking Nederlands Slavernijverleden op 1 juli jongstleden, de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden.
Met de excuses van de Nederlandse koning en zijn verzoek om vergeving voor de rol van de Oranjes die honderden miljoenen hebben verdiend aan kolonialisme en slavernij, wordt de rij van organisaties en personen die slavernij-excuses hebben aangeboden groter en prominenter.
Eerder waren er excuses van onder anderen premier Rutte namens de Nederlandse regering, burgemeester Femke Halsema namens de stad Amsterdam en burgemeester Ahmed Aboutaleb namens de stad Rotterdam. Inmiddels zijn er ook slavernij-excuses geweest van vertegenwoordigers van de steden Den Haag, Middelburg en Vlissingen en de provincies Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland. Voorts bood De Nederlandsche Bank (DNB) slavernij-excuses aan en erkende dat haar organisatie betrokken was bij slavernij in de jaren 1814-1863. Het geld waarmee DNB opgericht werd, is voor een deel verdiend met slavernij, DNB-bestuurders waren persoonlijk betrokken bij slavernijhandel, en bij de afschaffing van de slavernij betaalde DNB in opdracht van het Ministerie van Koloniën compensatie uit aan voormalige plantage-eigenaren.
Geen punt, maar een komma
De hamvraag is wat er nu zal gebeuren na de reeks van slavernij-excuses die zijn/worden aangeboden. Hoewel premier Rutte over het natraject zei ‘We zetten vandaag een komma, geen punt’, verklaarde hij resoluut dat de Nederlandse regering geen herstelbetalingen zal uitkeren als gevolg van het slavernijverleden. Het gesprek over het slavernijverleden zal wel verder zo breed mogelijk moeten worden gevoerd, bovendien komt er vanuit de Nederlandse Staat een fonds van 200 miljoen euro voor maatschappelijke initiatieven om het slavernijverleden te verwerken en te herdenken. Eerder ondernam De Nederlandsche Bank een dergelijk particulier initiatief en stortte 5 miljoen euro in een fonds vanwege het slavernijverleden.
Feit is dat er tijdens de koloniale tijd structurele verrijking, roof, uitbuiting, slavernij en dwangarbeid hebben plaatsgevonden, blijkt uit het Nederlandse onderzoek Staat en Slavernij. De Oranjes, de toenmalige overheid en de hele politieke en economische elite profiteerden en daarmee indirect heel Nederland. Dat ging vanaf de zestiende eeuw door tot halverwege de twintigste eeuw. Hoewel uit dit onderzoek naar voren kwam dat de Oranjes tussen 1675 en 1770 omgerekend naar vandaag ruim 545 miljoen euro hebben verdiend aan kolonialisme en slavernij, vermeed koning Willem-Alexander in zijn toespraak de toezegging tot enige vorm van tegemoetkoming. Hij hield het erop dat na erkenning en excuses we mogen samenwerken aan heling, verzoening en herstel. ‘Zodat we uiteindelijk allen trots kunnen zijn op alles wat we delen. En kunnen zeggen: Ten kon drai. Tijden zijn veranderd. Den keti koti, brada, sisa’.
Koningstoespraak in extenso
Dames en heren, hier in het Oosterpark, op het Museumplein, in Suriname, in het Caribische deel van ons Koninkrijk en waar ter wereld u ook meekijkt.
“Binnen der Stadt van Amstelredamme ende hare vrijheydt, zijn alle menschen vrij, ende gene slaven.” Zo luidde de officiële bepaling uit 1644.
Samen met u sta ik hier in de stad die de vrijheid al eeuwenlang boven alles liefheeft. De hoofdstad van een land dat in de loop van de geschiedenis steeds weer heeft gestreden tegen tirannie en onderdrukking.
Maar wat binnen deze stad en binnen dit land vanzelfsprekend was, gold buiten onze grenzen niet. Hier was slavernij verboden. Overzee niet. Van alle vormen van onvrijheid is slavernij wel het meest kwetsend, het meest vernederend, het meest mensonterend. Een medemens zien als koopwaar waarover je naar goeddunken kunt beschikken. Als een willoos werktuig om winst mee te maken. Dat je kunt vastketenen, verhandelen, brandmerken, afbeulen, straffen, straffeloos doden zelfs. De afgelopen tijd hebben de Koningin en ik veel gesprekken gevoerd, in Nederland en op de eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk.
We hebben gesproken met mensen die hun wortels hebben in Suriname en ook met mensen die een binding hebben met Indonesië. Onder hen mensen die maar drie generaties terug hoeven te gaan voor een familielid dat in slavernij werd geboren. Zij hebben ons duidelijk gemaakt hoezeer de pijn nog steeds in de haarvaten zit.
Dankzij het werk van gedreven onderzoekers weten we steeds meer over het Nederlandse slavernijverleden. We weten dat meer dan 600.000 mensen op Nederlandse schepen uit Afrika over de Atlantische Oceaan werden vervoerd om te worden verkocht als slaaf of te worden ingezet op plantages. 75.000 van hen overleefden de oversteek niet. We weten óók over de omvangrijke slavenhandel oostwaarts, in gebieden onder VOC-bewind. En we weten over de wreedheden tegen de inheemse bevolking in de koloniën.
Maar er is ook zoveel wat we niet weten. In de archieven zijn veelal wel de dorre cijfers overgeleverd. Ze tonen ons de feiten door de bril van de boekhouder. Maar de stemmen van de tot slaaf gemaakten zijn verwaaid in de wind. Zij lieten nauwelijks sporen na. Ik vraag me af: wat voelden deze mensen. Losgerukt uit hun gemeenschap. Afgesneden van hun cultuur, hun rituelen, de grond waar hun voorouders leefden. Wat dachten ze tijdens de reis, opeengepakt in bedompte ruimtes, de mannen vastgeketend, twee aan twee. Wat ging er door hen heen op de slavenmarkten onder de keurende blikken van de kooplieden, alsof ze geen mensen waren, maar vee. En wat ervoeren ze bij het horen van de kawina-drums of de tambú, hun eigen muziek die alleen in het geheim kon klinken?
Het wekt ontzag dat niet weinigen van hen de kracht vonden om in opstand te komen, ook al was het vaak met de moed der wanhoop. Verzetsstrijders als Boni, Baron en Joli-Coeur daagden vanuit de uitgestrekte bos- en moerasgebieden in Suriname het onmenselijke slavernijsysteem uit. Hun heldhaftigheid – en die van vele anderen – getuigt van trots en kracht die niet te breken is. Heel soms is de stem van een zwarte vrijheidsstrijder via geschreven bronnen aan ons overgeleverd. Zoals de stem van Tula, de leider van de opstand van 1795 op Curaçao.
Vijf maanden geleden waren wij samen met onze oudste dochter op de plek waar hij woonde en werkte: de toenmalige plantage Knip. Hoe redelijk en menselijk klinken Tula’s woorden in onze moderne oren. Hij beriep zich op de idealen van de Franse Revolutie en de gelijkheid van alle mensen, ongeacht hun kleur. “Wij willen niemand kwaad doen”, zei hij. “Wij verlangen niet anders dan onze vrijheid.” Het antwoord van het bevoegd gezag was bruut en genadeloos. Tula werd als straf geradbraakt en onthoofd.
Wij dragen de gruwelijkheid van het slavernijverleden met ons mee. De gevolgen daarvan zijn vandaag nog steeds te voelen in racisme in onze samenleving. Op 19 december vorig jaar heeft de minister-president namens de Nederlandse regering excuses aangeboden voor het feit dat mensen in naam van de Nederlandse staat eeuwenlang tot handelswaar zijn gemaakt, zijn uitgebuit en mishandeld.
Vandaag sta ik hier voor u. Als uw Koning en als deel van de regering maak ik vandaag deze excuses zelf. Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd. Maar voor mij is er daarnaast nog een andere persoonlijke dimensie. Slavenhandel en slavernij worden erkend als een misdaad tegen de menselijkheid. De stadhouders en de koningen van het Huis van Oranje-Nassau hebben hier niets tegen ondernomen. Ze handelden binnen het kader van wat toen wettelijk geoorloofd werd geacht. Maar het slavernijsysteem illustreerde het onrecht van die wetten.
De Tweede Wereldoorlog heeft ons geleerd dat je je niet tot het uiterste achter wetten kunt verschuilen wanneer medemensen tot beesten worden gereduceerd en aan de willekeur van machthebbers zijn overgeleverd. Op een gegeven moment groeit de morele plicht om op te treden. Temeer daar slavernij hier in Europees Nederland strikt verboden was. Wat in de koloniën en in de handel overzee normaal werd gevonden en op grote schaal werd gepraktiseerd en aangemoedigd, was hier niet toegestaan. Dat wringt.
Het onafhankelijke onderzoek waartoe ik heb besloten, zal méér licht werpen op de precieze rol van het Huis van Oranje in de koloniale geschiedenis en de slavernij. Maar voor het overduidelijke gebrek aan handelen tegen deze misdaad tegen de menselijkheid, vraag ik vandaag, op deze dag dat we samen het Nederlands slavernijverleden herdenken, vergiffenis. Ik realiseer me heel goed dat lang niet iedereen dezelfde gevoelens heeft bij deze herdenking. Er zijn ook inwoners van Nederland die het aanbieden van excuses zo lang na de afschaffing van de slavernij overdreven vinden. Zij ondersteunen echter in overgrote meerderheid wél de strijd voor gelijkwaardigheid van alle mensen, ongeacht kleur of culturele achtergrond.
Daarom wil ik u vragen: stel uw hart open voor al die mensen die hier vandaag niet zijn, maar die wél samen met u willen werken aan een samenleving waarin iedereen volwaardig kan meedoen. Respecteer dat er verschillen zijn in beleving, achtergrond en voorstellingsvermogen. Tijdens de gesprekken die de Koningin en ik hebben gevoerd met nazaten van tot slaaf gemaakten, zei een van hen: “we moeten los van de verkramptheid. Fouten maken mag.” Iemand anders zei: “laten we het ongemak omarmen.” Er is geen blauwdruk voor het proces van heling, verzoening en herstel. We betreden samen nieuw gebied. Laten we elkaar steunen en vasthouden!
Het is vandaag zestig jaar geleden dat een groep Surinaamse Nederlanders door de binnenstad van Amsterdam trok met spandoeken waarop stond ‘Ketie Kotie fri moe de’. Zij ontstaken het herdenkingsvuur dat wij vandaag brandend houden. Dit is een belangrijke dag voor iedereen die een binding heeft met Suriname, óók degenen van wie de voorouders als contractarbeiders naar de kolonie kwamen.
Ik hoop dat de nakomelingen van tot slaaf gemaakten en van hen die gedwongen arbeid verrichtten in andere delen van de wereld zich vandaag opgenomen voelen in dit samenzijn. Dat zij zich evenzeer gehoord voelen. Mensen uit het Caribische deel van het Koninkrijk. En de vele Nederlanders die een binding hebben met Indonesië en die de pijn van grof onrecht in het verleden met zich meetorsen.
We hebben allemaal onze eigen familiegeschiedenis. Onze eigen emoties. Onze eigen culturele traditie die houvast geeft. Onze rituelen die troosten, symbolen die bemoedigen, woorden van wijsheid die weerklinken in ons hart. Al die tradities zijn kostbaar en verdienen respect. Maar laten we in het verlengde daarvan elkaar de hand reiken en samen bouwen aan een wereld zonder racisme, discriminatie en economische uitbuiting.
Na erkenning en excuses mogen we samen werken aan heling, verzoening en herstel. Zodat we uiteindelijk allen trots kunnen zijn op alles wat we delen. En kunnen zeggen:
Ten kon drai. Tijden zijn veranderd.
Den keti koti, brada, sisa. De ketenen zijn verbroken, broeder, zuster.
Ten kon drai. Tijden zijn veranderd.
Den keti koti, fu tru! De ketenen zijn verbroken, echt waar!