Parbode Xtra: Sarnámihuis pleit: Herstelbetalingen volledig ten goede laten komen aan Afro-gemeenschap
Deze maand is het precies 150 jaar geleden dat de basis werd gelegd van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Op 5 juni 1873 werd namelijk de eerste grote groep contractarbeiders uit Brits-Indië aangevoerd met het zeilschip Lalla Rookh. Onlangs heeft het Sarnámihuis op zijn website een verklaring gegeven over slavernij en contractarbeid. Hoewel het Sarnámihuis vindt dat ook de Hindostaanse gemeenschap recht heeft op een vorm van herstelbetaling van de schade die door kolonisatie is veroorzaakt, verklaart het nadrukkelijk geen aanspraak te willen maken op deze betaling en pleit het ervoor bedragen voor herstelbetalingen volledig aan de Afro-gemeenschap ten goede te laten komen.
De verklaring van het Sarnámihuis is opgesteld door de voorzitter Amar Soekhlal en is uitgebracht naar aanleiding van de maatschappelijke discussie in de Surinaamse gemeenschap met betrekking tot de wijze waarop kolonialisme is omgegaan met slavernij en contractarbeid. In het statement wordt onder meer bepleit dat bij de vermeende gelijkschakeling van het leed van de totslaafgemaakten aan het leed van de Aziatische dwangcontractarbeid, het specifieke karakter van de trans-Atlantische slavernij teniet zou worden gedaan.
‘Daarmee wordt geen recht gedaan aan het unieke karakter van dit leed. (…) de systematische kidnapping van Afrikanen, het brandmerken, het verkopen van mensen en hun familie als levend bezit, de vernietiging van het geestelijk leven en de cultuur zijn van een onvoorstelbare dimensie en maken dit leed uniek. Het Sarnámihuis wenst dat hierbij nadrukkelijk opnieuw te willen onderschrijven en wellicht ten overvloede te bevestigen dat slavernij niet te vergelijken is met contractarbeid’, wordt aangegeven.
Met de verklaring hoopt het Sarnámihuis dat ‘de emoties rond de vermeende ontkenning van het unieke karakter van het leed van slavernij en een vermeende claim op de herstelbetalingen kunnen worden omgezet in een positieve energie om samen op te trekken in de strijd tegen de erfenis van het koloniale verleden’, aldus het Sarnámihuis.
De verklaring van het Sarnámihuis over slavernij en contractarbeid luidt in extenso:
Naar aanleiding van de maatschappelijke discussie in de Surinaamse gemeenschap m.b.t. de wijze waarop kolonialisme is omgegaan met slavernij en contractarbeid wenst het Sarnámihuis het volgende te verklaren.
Het Sarnámihuis heeft kennis genomen van de opvattingen in delen van de Afro-Surinaamse gemeenschap m.b.t. de visie van delen van de Hindostaanse gemeenschap op de relatie tussen slavernij en Aziatische dwangcontractarbeid in de koloniale geschiedenis. Die opvattingen hebben twee dimensies:
De vermeende gelijkschakeling van het leed van de totslaafgemaakten aan het leed van de Aziatische dwangcontractarbeid. Het specifieke karakter van de trans-Atlantische slavernij zou daarmee teniet worden gedaan. Daarmee wordt geen recht gedaan aan het unieke karakter van dit leed.
Het idee dat Hindostanen een onterechte claim leggen bij de Nederlandse overheid t.a.v. herstelbetalingen, waarvoor de Afro-gemeenschap de afgelopen decennia hard heeft gestreden.
In reactie op deze opvattingen wenst het Sarnámihuis het volgende te verklaren.
In een publicatie uit 2010 van Radjinder Bhagwanbali, De nieuwe avatar van slavernij, die mede mogelijk gemaakt is door het Sarnámihuis worden zeventien verschillen tussen slavernij en contractarbeid benoemd. Daarbij wordt nadrukkelijk het unieke karakter van het leed dat de trans-Atlantische slavernij heeft veroorzaakt onderkend. Dat leed is onvoorstelbaar: de systematische kidnapping van Afrikanen, het brandmerken, het verkopen van mensen en hun familie als levend bezit, de vernietiging van het geestelijk leven en de cultuur zijn van een onvoorstelbare dimensie en maken dit leed uniek. Het Sarnámihuis wenst dat hierbij nadrukkelijk opnieuw te willen onderschrijven en wellicht ten overvloede te bevestigen dat slavernij niet te vergelijken is met contractarbeid.
Kolonialisme heeft niet alleen schade gebracht aan Suriname en zijn volk tijdens slavernij, maar ook daarna. Herstelbetalingen voor deze schade moeten worden voldaan voor de hele periode van kolonialisme. Het Sarnámihuis erkent dat de Afro-gemeenschap in de voorhoede staat in deze strijd. Ook in de Hindostaanse gemeenschap is er een voorhoede die al jarenlang strijdt voor een dekoloniale visie op de geschiedenis van dwangcontractarbeid. Hoewel het Sarnámihuis vindt dat ook de Hindostaanse gemeenschap recht heeft op een vorm van herstelbetaling van de schade die door de kolonisatie is veroorzaakt, wenst het nadrukkelijk te verklaren dat het geen aanspraak wil maken op deze betaling en een pleidooi houdt om bedragen voor herstelbetalingen volledig aan de Afro-gemeenschap ten goede te laten komen.
Het Sarnámihuis wil de samenwerking tussen de Hindostaanse en Afro-gemeenschap – en alle andere gemeenschappen van de Surinaamse bevolking – bevorderen op het gebied van de herschrijving van de koloniale geschiedenis. Tijdens de periode van de Hindostaanse contractarbeid zijn ruim 34.000 Hindostanen van India naar Suriname gebracht. Hiervan zijn 5.500 tijdens hun vijfjarige contractperiode doodgegaan door de kolonisator als gevolg van honger, uitputting, ziekte en mishandeling. Daarnaast zijn er in de periode van 1873-1916 40 opstanden geweest door Hindostanen waarbij tientallen strijders standrechtelijk zijn geëxecuteerd. De geschiedenis van onderdrukking en uitbuiting is na de afschaffing van slavernij doorgegaan. Het Sarnámihuis hoopt dat met deze verklaring de emoties rond de vermeende ontkenning van het unieke karakter van het leed van slavernij en een vermeende claim op de herstelbetalingen kunnen worden omgezet in een positieve energie om samen op te trekken in de strijd tegen de erfenis van het koloniale verleden.
Amar Soekhlal
Sarnámihuis
Het Sarnámihuis is een online community waar je terecht kunt voor informatie over Hindostaanse identiteit, geschiedenis en cultuur. Daarnaast voert het Sarnámihuis regelmatig projecten en activiteiten uit, gericht op het behouden en ontwikkelen van Hindostaans cultureel erfgoed.