Petrus Donders: een persoonlijk portret – Parbode Sneak Peek
Pater Petrus Donders (1809–1887) werd in 1982 zalig verklaard door paus Johannes Paulus II. Sindsdien worden serieuze pogingen ondernomen om ‘Peerke’ Donders heilig te doen verklaren. Bisschop Karel Choennie schildert een persoonlijk portret van deze apostel der melaatsen.
Tekst Bisschop Karel Choennie
Het Petrus Donders-kleinseminarie in Paramaribo was mijn thuis tijdens de belangrijkste vormingsjaren van mijn leven; ik kwam er als elfjarige en bleef er tot mijn zeventiende. Als seminarist mocht ik naar de prestigieuze Sint Paschalis mulo van de fraters van Tilburg. Ik had als arme districtsjongen een enorme achterstand bij de seminaristen uit de stad. Veel van het deftige gedoe kende ik niet, zoals met mes en vork eten; het woord ‘servet’ kende ik niet. Dat maakte je in de ogen van de stedelingen extra dom. Ik had een onleesbaar handschrift en haalde diepe onvoldoendes voor dictee. Fietsen kon ik niet, ik moest dus tot ergernis van de oudere jongens bij een van hen achter op de fiets naar school. Herenfietsen waren te groot voor mij; trouwens, alles was te groot voor mij. In de studiezaal had ik een veel te groot bureau, helemaal vooraan. We keken recht op een muurschildering van een grote Surinaamse schilder. Een pyaka, een korjaal met een hoogstaande boeg zoals de inheemsen die gebruiken, trotseert met een bolle zeil de woeste golven. Eronder stond ‘Duc in Altum’; woorden van Jezus aan Simon: ‘Vaar het meer op naar diep water’ (Lucas 5,4). Pas veel later drong de betekenis tot me door, toen ik werkelijk in het diepe was gegooid. Ik werd uitgelachen en geplaagd als ik weer iets niet wist. Bij het uitkiezen van de spelers op het voetbalveld werd ik altijd als laatste gekozen, of toegelaten, omdat de directeur, pater Donicie, daarop stond.
We kregen boekjes over Petrus Donders te lezen. Ik heb toen alles over hem gelezen wat een tiener kon begrijpen. Het was voor mij een hele troost dat Peerke het ook niet zo best deed op school en ook door de grotere jongens onderuit werd gehaald. Pater Donders was in mijn seminarietijd nog maar ‘eerbiedwaardig’. Elke avond baden we voor zijn zalig- en heiligverklaring. Zijn zaligverklaring kwam pas in 1982. Sindsdien is de heiligverklaring voor mij maar een formaliteit. Toen ik die tijdens mijn eerste ad-liminabezoek in Rome ter sprake bracht bij de verantwoordelijke kardinaal, zei hij: ‘O, we hebben er zovelen die dringen om heilig verklaard te worden. Om dat te bewerkstelligen, moet u hier iemand hebben die spaghetti eet. Die moet het tot zijn levenswerk maken en zich dag en nacht ervoor inzetten’; en hij wees naar de stapels dossiers voor slechts één heilige.
Lees dit artikel verder in de juli-editie van Parbode. Nu ook een digitaal abonnement mogelijk