Pikin Sranan: Eten is weten
De biofarm van Dennis Tauwnaar
‘We eten troep’
Elk mens moet eten en drinken om te overleven. Maar wat eten wij iedere dag en is dat wel gezond? Wat drinken wij elke dag en worden we daar fitter van? “We eten troep”. zegt Dennis Tauwnaar beslist, “en we drinken ook troep.” Hij kweekt daarom honderd procent biologische producten op zijn ‘biofarm’. Bun Sani, zogezegd, en voor minder dan honderd procent doet Dennis het niet.
De biofarm van Dennis Tauwnaar ligt aan de Schotelweg, even voorbij het centrum van Lelydorp. Daar groeide Dennis op: spelen, vissen ‘voelen’, de natuur leren kennen. In die tijd was de Schotelweg nog een ezelpad, zonder elektriciteit en zonder water. De trein tufte regelmatig langs de hoofdweg. Planten leerde hij van zijn opa en vol vertrouwen stopte hij zelfs kakaston in de warme aarde. Rond de Onafhankelijkheid, Dennis is dan zeventien jaar oud, vertrok hij naar Nederland, naar Amsterdam. Dennis gaat in die stad van Oost naar West, van Noord naar Zuidoost. Een jongen van de straat. Elke dag is er wel iets te doen, elke dag valt er wel wat te verdienen; een hosseltje hier en een hosseltje daar. Wel een kwajongen, maar geen kwaaie zaken, dat niet. Hij benadeelt niemand. De Surinaamse grond, het erf aan de Schotelweg, blijft door de jaren heen echter trekken. Dat merkt hij vooral als hij op vakantie is in Indonesië. Het is vroeg in de ochtend en er komt een geur langs – precies de geur die hij kent van vroeger, van thuis. Een combinatie van dauw en zonsopgang, een lucht van vochtige grond en vage mist, zodat je weet dat het een zonnige dag gaat worden. “Toen dacht ik: verdorie, waar ben ik mee bezig? We hebben dit állemaal in Suriname. Ik moet terug naar huis!”