Plechtige koetsen
Eén ding is zeker: dood, gaan we allemaal. De stoffelijke resten worden soms begraven en soms gecremeerd. In deze rubriek bezoeken we rustplaatsen. Hoe groot is de laatste eer die nabestaanden hun dierbare overledene willen geven, welke rituelen zijn onmisbaar voor zijn zielenrust? Parbode leeft mee.
Het openluchtmuseum te Nieuw-Amsterdam. In een loods staan naast het kruithuis vier lijkkoetsen en een brandweerwagen. Die willen we zien. Bij het museum glooiende gazons en oude bomen: tamarinde, gujave en manja. Het is er heerlijk rustig. De heer Ost verwelkomt Parbode en steekt direct van wal: “Koperdieven dachten dat er echt koperen stangen en versiering op de koetsen zaten en hebben alles gesloopt. Maar het was gewoon met verf bespoten materiaal. Ook de bronzen waterhouder van de brandweerkoets is meegenomen en vernietigd. Respect voor antiek is er niet bij. Zelfs het bronzen hang- en sluitwerk van de deuren van het kruithuis zijn gestolen. En dat terwijl alles zo mooi gerestaureerd was.”
Ost steekt zijn woede niet onder stoelen of banken. De daders liggen uiteraard op het kerkhof en via de politie is ook nooit meer iets vernomen. De felrode brandweerkoets steekt nogal af bij de stemmige zwarte, en die ene witte. Ost: “Die witte is van de EBGS, die was voor de rijke lui en die grote zwarte is van de RK, de platte kar, de piking tiki berpe, was voor de armen, En o ja, die kiepkar is een koffiewagen.”
“De witte koets benadrukte de belangrijkheid van de mensen die daarmee naar het graf werden gebracht,”gaat Ost verder, “Zij moesten tot het laatste moment laten zien dat ze meer waren dan al die anderen.”
Een slaaf kon een vrij mens worden, maar dan moest hij of zij wel christelijk gedoopt worden. De protestanten namen geen slaven aan in hun kerken, ook geen vrijen. Maar de katholieken ontvingen hen met open armen. De koetsen zijn gerestaureerd door de Estherstichting.
Ze zien er prachtig uit, maar zijn deels vernield door dieven die niet eens het verschil weten tussen koper en geverfd hout. Ost vertelt verder, echter niet nadat hij nog maar eens flink gescholden heeft over zoveel vernietiging: “De RK-koets is bij een van de laatste ritten gekanteld in de goot bij de Oranjeschool, dat was een hele bari!”
De ene tori na de andere volgt: “Pappa Lekker, de koetsier, had de gewoonte om bij Ston Oso een sopi te gaan kopen, je weet toch, op de hoek van de Sophie Redmondstraat, niet alleen voor hem hoor, ook voor het paard! Op een dag moest Pappa lekker daarlangs met een lijk in de koets en wat denk je? Dat paard zette geen stap meer. Pappa naar binnen om voor dat paard een shot te halen. Pas toen liep dat beest weer verder, ik weet niet of het de witte of de zwarte koets is geweest.”
De verhalen struikelen over elkaar: over de paarden, de koetsiers en de koetsen, iedereen kent wel een anekdote. “Er was een begraafplaats in de stad, vlakbij waar nu de ambassade van de Amerikanen staat. De ingang was een poort met daarop doodshoofden. Nou, het gebeurde dat die beesten stokstijf stonden en steigerden als gekken. Een heel gedoe om ze daar dan naar binnen te krijgen. Meestal was het echt heel plechtig, een klassieke koets is toch wel veel mooier en strakker dan een auto. De mensen toonden op straat ook meer respect voor de doden dan tegenwoordig. Iedereen hield stil als de koets met het lijk voorbijkwam, met de volgers er lopend achteraan.”
Misschien wordt er ooit eens een potje met geld gevonden waaruit de broodnodige hersteloperatie van de koetsen kan worden betaald. Mogelijk zelfs de uniformen en de paardentuigen, en is er nou niemand meer die nog ergens een stel koetslantaarns heeft liggen of een mooi bronzen waterreservoir voor de brandweerwagen?