Poku Tori
De uitbater van een bekend guesthouse aan de Grote Combéweg sist mij zachtjes in het oor dat er morgen gejamd wordt, terwijl ik wezenloos voor me uit zit te staren, naar de film op het grote doek buiten op het erf. “Na ini na presi ie sabi toch!” voegt hij er nog geheimzinnig aan toe. Wie zijn woorden niet kan horen, maar het tafereel gadeslaat, zou denken dat het hier een illegale wapentransactie betreft.
Ik ben inmiddels al een paar weken op werk/familiebezoek in Paramaribo en de geheimzinnige fluisteraar weet dat de bakru, die zich van me meester maakt om op mijn meegereisde sopraansaxofoon te toeteren, alsmaar groter wordt. Hij weet ook dat ik niet zit te wachten op weer zo een jam waar een vaste band allerlei ingestudeerde standards speelt en waar je als buitenstaander moeilijk tussenkomt.
“Dit ding is niet gewoon zomaar”, is nog het enige dat hij zegt, voordat we de volgende avond de poort openen, waar een gevaarlijk uitziende hond ons duidelijk maakt dat het inderdaad niet zomaar gaat. Er zijn anno 2010 misschien wel honderd verschillende functies die honden professioneel kunnen uitoefenen. Deze hond heeft een speciaal talent. Blackie kan bezoekers uitfilteren op hun muzikale activiteiten. Wie geen instrument bespeelt, wordt genadeloos aangepakt en kan alleen met hulp naar binnen. Naar muzikanten wordt vriendschappelijk gekwispeld. Examenonderdeel één: geslaagd.
Het huis is authentiek, een monument uit de karakteristieke koloniale bouwstijl: lage neuten, keuken met houten jaloezieën en de sfeer die eromheen hangt. Zo moet Paramaribo in het begin van de vorige eeuw geweest zijn. Het kan niet anders. Buiten zit er een groep mannen, we worden onderzoekend aangekeken. Er wordt niet veel gezegd en het is onherroepelijk duidelijk dat dit geen openbare plek is waar de entertainment branche wordt vercommercialiseerd. Liefde en passie voor echte muziek in welke vorm dan ook is de grote gemene deler in dit gezelschap. Op het moment dat ik mijn gigbag met saxofoon tevoorschijn tover, veranderen de blikken van wantrouwend naar nieuwsgierig. “Ooh, na wang sax, noh?” Het ijs is gebroken.
Binnen in de woonkamer zwelt de muziek aan. Vanuit het niets verschijnt de magere gestalte van een trompettist. Met zijn donkere ogen, die slimheid, maar ook een zwaar en moeizaam leven verraden, geeft hij steeds aan wanneer we moeten aanzetten. Zonder enig overleg wordt de ene na de andere sfeer organisch gecreëerd. Funk, jazz, tedere ballades en afro-beat wisselen elkaar af, terwijl oogcontact genoeg is voor een ieder om te snappen wat er gebeurt.
Aan de ijskoude djogo’s uit de koelkast komt geen einde en de aangename aroma van de borrelende erwtensoep op de cash and carry wordt langzaam sterker. Aan het eind van de avond komt de kleine drummer met zijn lange dreadlocks en doordringende grijsgroene ogen eindelijk van zijn strategische zitplaats. Op een herfstige koude nacht zes maanden eerder in een jazzcafé in Edam had ik de behendige slagwerker voor het laatst gezien. Hij neemt plaats achter de drumkit en het lijkt alsof een ieder begeesterd raakt door zijn aanwezigheid en ritmische input. De antieke woonkamer verandert voor het kwartier dat nog rest in een podium, waar populaire jamgelegenheden, zoals de bekende hotellobby op vrijdagavond, verbleken. De climax verstomt even abrupt als het begon. Ik kijk beteuterd om me heen naar de silhouetten in de schaars verlichte woonkamer. “Geen pottenkijkers”, hoor ik iemand mompelen. Buiten het hek ontwaar ik een kleine menigte, waarschijnlijk op weg naar de discotheek in de buurt, die de lokkende klanken vanuit de woonkamer niet kan weerstaan. De geheimzinnigheid van de fluisteraar een dag tevoren, wordt mij plotseling duidelijk. In de donkere zwoele nacht van Paramaribo baan ik me een weg naar huis.
Op de hoek van de straat bieden twee dames hun speciale diensten aan. Terwijl ik dichterbij kom, bedenk ik me wat voor smoes te verzinnen om gewoon door te kunnen lopen. “Hallo schatje, je hebt lekker gespeeld, noh?”, klinkt het uitdagend. Ik wacht ongerust op wat er nog staat te gebeuren. “Ik ga je niks vragen, hoor, want ik weet precies hoe die poku mangs uit dat huisje zijn… maar alsnog welkom in Switi Sranan.”