Politiek Café, 2 mei 2008
Te hoge vliegtarieven, te lage AOW-uitkeringen en de onmenselijke 100% controle. Als het dan toch over onmenselijkheid gaat: wordt het niet eens tijd dat de Nederlandse minister-president Balkenende officieel zijn excuses aanbiedt aan Suriname voor het slavernijverleden? Zaken waar Tweede Kamerlid Harry van Bommel al jaren mee bezig is, dus er is op het vijfde Politiek Café onmogelijk sprake van ‘een bommetje leggen’ vlak voor de komst van Balkenende. “Al werkt zijn bezoek natuurlijk wel als katalysator”, geeft hij toe.
De punten die Van Bommel, Suriname-woordvoerder van de Socialistische Partij (SP), noemt, moeten allemaal leiden tot een nog groter verkeer tussen Nederland en Suriname. Maar dan moeten de vliegtarieven eerst omlaag. “Toen ik hierheen kwam, economyclass overigens, zat het vliegtuig bomvol. Naast mij zaten mensen die wel 1200 euro voor hun ticket hadden betaald. Er moeten meer stoelen komen om de prijzen te drukken.” “Onzin”, vindt een jongen uit het publiek. “U bent nu komen vliegen in een vakantieperiode. Als ik op Zanderij vlieg, zit dat vliegtuig nooit vol. Meer maatschappijen op deze route zetten heeft geen enkele zin.”
Niet alleen de hoogte van de vliegtarieven dwarsboomt menig familiebezoek. Van Bommel: “De 100% controle op Schiphol maakt het niet echt makkelijker om te reizen. Mensen moeten zich op het vliegveld poedelnaakt uitkleden. Ik heb nu al mensen gesproken die zeggen: ‘Ik reis niet meer van Paramaribo naar Nederland.’”
Na bijna een half uur komt Van Bommel dan eindelijk toe aan het onderwerp waar hij oorspronkelijk over zou komen spreken: het AOW-gat van de Surinamers. Een AOW-gat enerzijds voor Surinamers die in 1975 naar Nederland zijn geëmigreerd, daar te kort hebben gewerkt hebben en dus te weinig AOW-premie hebben betaald om in aanmerking te komen voor een volledig pensioen. Zij krijgen nu aanvullende bijstand, waardoor ze hun huis moeten opeten, hun spaarcentjes moeten aanspreken en niet langer dan drie maanden uitlandig kunnen zijn. Anderzijds heb je Surinamers met een AOW-gat, dat zijn de mensen die voor de onafhankelijkheid voor lanti werkten, premie hebben betaald en vinden dat ze nu recht hebben op uitkering vanuit Nederland.
Een deel van het publiek is hier speciaal voor gekomen. Er staat dan ook een rij achter de microfoon. “Wat gaat er nu gebeuren?” wordt er gevraagd. Van Bommel heeft geen kant en klare oplossing. “Misschien wachten ze wel net zo lang met het oplossen van de problemen totdat de mensen waar het om gaat zijn uitgestorven. Die verdenking is vaker geuit.” Gespreksleider Rappa ziet dit al gebeuren: “Ze gaan alle bochten draaien om niets te geven hoor.”
De man achter de microfoon neemt hier geen genoegen mee. Hij vraagt van Bommel waarom hij dan niets doet. Waarom er geen oplossing komt. Deze schudt zijn hoofd: “Ik ben een Nederlandse parlementariër, ik kan alleen de Nederlandse regering aanspreken. Maar ik denk dat ook vanuit de Nationale Assemblee een hartig woordje met de Surinaamse regering gesproken moet worden.” Rappa staat hem bij: “Wíj moeten vooruitkomen. We moeten de Hollanders niet vragen het voor ons te doen. Word lid van een partij!” “Ik hoef toch niet lid te zijn van een partij! Ieder heeft toch zijn eigen morele waarden?” bijt de man terug. “Je móet lid zijn van een partij om dingen te veranderen”, legt Rappa ongeduldig uit. “Je moet lid zijn om te kunnen zeggen: meneer de voorzitter, u moet aftreden. Maar dat durven wij Surinamers niet, want dan gaat de voorzitter boos worden en dan kan mijn dochter niet studeren en dan krijg ik geen pensioen.” De man is het niet met Rappa eens en kijkt nog steeds richting Van Bommel. Rappa heeft er genoeg van: “Hij durft tenminste zijn nek uit te steken man! Hém hoef je niks te verwijten. Moet een bakra dan alles komen doen voor jou?”
Van Bommel mag dan veel over Suriname gezegd hebben, hij geeft ook toe dat Nederland zich niet te veel met het land moet bemoeien. “Suriname heeft haar lot in eigen handen. Dat afspraken van tijdens de Onafhankelijkheid fout waren kunnen wij nu alleen maar betreuren, maar we kunnen ze niet meer veranderen.”
Inge Mathijssen