Rappa
Schrijver en columnist RAPPA legt iedere maand de Surinaamse samenleving op de pijnbank
Herfstkiek in Holland
Vanwege familiebezoek besloot ik in de herfst naar Nederland te gaan. “Jò njang kowroe” (je gaat kou vreten), kreeg ik te horen. “Het is hier min één graad Celcius”, mailde een nicht; alleen zei ze er niet bij ‘in de nacht’.
In de metalen slurf op Schiphol sloeg de kou al toe. Nadat ik me door een slaffy-dagoe (een verslaafde hond) had laten besnuffelen en met m’n koffer langs de douane mocht, terwijl een brada met z’n koffer open en bloot stond uit te leggen wat voor troep hij in al die plastic zakken had meegesjouwd uit warang Sranan, scheen het zonnetje lustig, maar op het parkeerterrein sneed de vrieswind door je neus.
Het was even wennen aan die hypergoed georganiseerde miljoenen-mierenhoop: geen strippenkaart meer, maar Ovee Tjipkaart: niet vergeten te scannen bij het uitstappen. Natuurlijk vergat ik dat: vier euro goow! Toen wreef ik die kaart op het schermpje: neks no happen. “Eronder, meneer”, zei een behulpzame mevrouw. Ik deed dat en ja hoor, ‘piep’, zei het apparaatje.
Later stond ik bij een Piet of Albert Hein, die winkel is geen gein, bij de kassa en stootte zwijgend mijn geld naar voren. “Goedemorgen, meneer”, zei de dame met een glimlach. “Goedemorgen”, zei ik lichtelijk beschaamd. Ik was nog aan thuis gewend waar er vaak niet meer gegroet wordt en je veelal stuit op zuur kijkende vrouwmensen bij de kassa of achter het loket.
Mijn vrouw en ik stonden bij een zebrapad te wachten om over te steken; prompt wan wagi stop en de man achter het stuur wenkte ons beleefd dat we konden oversteken. Ook iets wat we thuis nog niet goed kunnen, want nog al te vaak rijden we voetgangers op het zebrapad bijna, of zelfs helemaal ondersteboven.
Op een buurtwojo in Zoetermeer stond ik bij een groentenstalletje. De kleurling in het stalletje had het over: “Ai, a groentoe mooi, ai, n’a rechtstreeks uit Sranan, ai, n’a drie euro…” En toen was ik aan de beurt met m’n amsoi. “Twee euro, meneer.” Ik gaf hem twee muntjes, maar het waren twee van twee. “U hebt me teveel gegeven, kent u geen twee-euromunten?” “Nee”, zei ik, “ik ben niet van hier.” “Oh, dan bent u vreemdeling in mijn land”, zei hij, met nadruk op ‘mijn’.
Ik keek hem aan en zei: “Nee, ik ben vreemdeling in Nederland”. Ik legde de nadruk op het laatste woord. Hij keek me eerst vreemd aan, toen verongelijkt. Ik dacht: “Zijn het niet dit soort figuren die op vakantie in Sranan emotioneel rondbazuinen dat ze Surinamers zijn en blijven, omdat hun koembatee, hun navelstreng, in de tropische bodem begraven ligt? Of zitten zij niet elk jaar tegen 5 december te drammen dat die pieterbaas een racistische vernedering is, net als een paar beeltenissen op de koninklijke koets, terwijl velen van hen van de Bijstand, a stoinki, leven? En zijn het soms juist deze ’westerlingen’ die herstelbetalingen eisen voor de slavernij die hun betovergrootouders is aangedaan en die de slavernij steeds als mager excuus gebruiken om hun onvermogen gezamenlijk vooruit te komen, te camoufleren?
Mijn vrouw en ik stonden bij de bushalte; nog vijftien minuten wachten. Een vrieswindje met ijskoude regendruppels maakte dat we een verwarmde cafetaria binnengedreven werden. Een stapel gratis Metrokranten lag op een tafel, ik begon in eentje te bladeren, genietend van de warmte. Mijn vrouw was gaan zitten.
“Goeiemorrege meneer, wat wilt u gebruiken?” Ik wist dat dit zou gebeuren.
“Een thee graag”, zei ik, het goedkoopste uit de zaak bestellend. A vrouw f’mie wraak: “Eenvijftig euro voor een thee! Je kon toch gewoon zeggen dat je even in die krant keek, net als die vrouw daar”. Ik zei niets, want ik had die torpedobootjager al vanachter haar toonbank met volle kracht vooruit zien opstomen. Ik dacht: ‘Nu gaan we een kiek vangen’. En ja hoor.
“Goeiemorrege mevrouw, gaat u wat gebruiken?” “Eh, nee, ik lees even de krant.” “Oh, dan gaat u maar buiten lekker op de bus wachten. U mag het krantje meenemen, dat is gratis, daa-ag.” Ik grijnsde naar m’n vrouw en slurpte van m’n lekkere thee van omgerekend zeven srd.
PS: Heeft u bij de afgelopen 36ste Srefidensieviering weer eens genoten van de onbetwiste filmklassieker van Pim de la Parra, Wan Pipel?