Rashid Novaire, Writer in Residence
Als ‘Writer in Residence’ verblijft schrijver Rashid Novaire enkele maanden in Suriname. Parbode zocht hem op en sprak met hem over zijn afkomst, familie, twijfels en natuurlijk het schrijversvak. “Je moet de taal steeds opnieuw uitvinden.” U krijgt eerst een voorproefje uit het laatste boek van Novaire: ‘Afkomst’. Om de smaak te pakken te krijgen. ‘Afkomst’ is een autobiografie waarin de schrijver met terugwerkende kracht zijn eigen levensgeschiedenis en die van zijn familie herschrijft, in de hoop enige verandering te bewerkstelligen onder meer in de moeizame relatie met zijn vader. De hoofdpersoon in het verhaal is Nabil el Maroudi.
Ik serveer u enkele zinnen uit ‘Afkomst’, zinnen waarmee de schrijver zijn halfzusje introduceert, zijn vader, de nieuwe vrouw van zijn vader, zijn oma, zijn moeder en zijn familie in Marokko.
Eerst zijn halfzusje:
‘Hoi’, zei zijn halfzusje. ‘Hoe gaat het?’ De vraag kwam eruit alsof ze erop had geoefend. Ze was acht, net te oud om op te tillen. ‘Goed’, zei Nabil. “En met jou?’ ‘Papa is in de box’, antwoordde ze. Nabil schudde zijn hoofd. Het leek alsof zijn zusje al de hele dag alleen maar aan anderen dacht.’ (8)
Zijn vader, voormalig acteur en mimespeler, Mahmoud:
‘Nabil ontkwam er niet aan zich uit te putten in beschaving als hij zijn vader opzocht. Een gedisciplineerd tegenwicht voor de verongelijktheid waarmee Mahmoud zijn omgeving uitkafferde. Als iemand op de stoep spuugde hield hij er rekening mee dat het hier ging om een racist die actie voerde tegen Marokkanen in de buurt.’ (10)
De nieuwe vrouw van zijn vader:
‘Jij niet couscous eten?’, vroeg ze. Het klonk verontwaardigd: als een aanklacht die alle daden van hun kant uitwiste: het nooit bellen naar Nabil waren verruild voor ingelijste Koranteksten.’ (10)
Nabil gaat op bezoek bij oma Ute van moederszijde:
‘Het was nog niet te laat: tussen zeven en half acht smeerde zijn oma heel traag haar handen in met Oil of Olaz. Daarna ging ze naar bed.’ (15)
Zijn moeder Sonja is bij de presentatie van zijn eerste boek:
‘Hij keek Sonja aan. Ze probeerde neutraal te kijken. Zo was ze, een andere moeder zou gaan stralen of driftig knikken, maar zij keek van de zenuwen neutraal.’ (23)
Nabil gaat op bezoek bij zijn familie in Marokko:
‘Ik heb daar toen geleerd dat je met een paar woorden rijk kunt worden.’ En ‘Er was zoveel moois. Zoveel handen die in de mijne pasten.’ (51)
Als ik bovenstaande zin vervang door ‘Ik voelde me zo welkom’ en u proeft beide zinnen, dan hoef ik niks meer te zeggen.
Er is nog veel en veel meer, het gevaar dreigt dat ik het hele boek ga citeren: een maan die als een ‘flets flensje’ aan de hemel staat (32) grijze eenvormige huizen in Duitsland, ‘zonder smaak opgediend’ (71). Ik moet me inhouden.
Uitvinden
Over naar het hoofdgerecht, ons gesprek met de schrijver. Wie is Rashid Novaire? Hij is dus schrijver, schrijven is zijn werk en werken doet hij van negen tot vijf, als een gewetensvol gemeenteambtenaar. “Je weet dat je schrijver bent, als je weet dat je moet doorschrijven. Je bent nooit klaar. Er zullen zeker schrijvers zijn die maar één boek in zich hebben. Ik heb een heel leven vol verhalen.”
Hij kon eigenlijk alle kanten op, was acteur bij een jeugdtheater, had een prijs gewonnen als danser. “Ik voelde dat mijn talent niet bij theater lag. Dat heeft te maken met verschijnen en verdwijnen. Ik kon als acteur wel goed verschijnen maar ik kon niet verdwijnen. Ik stond eigenlijk vóór mijn eigen rol. Met dansen had ik wel talent maar ik was altijd verknocht aan de taal. En toch is het me ook overkomen. Vroeger wilde ik mijn verlangen naar verhalen stillen. Ik had nooit de ambitie om schrijver te worden. Ik wilde filmregie doen. Op mijn zeventiende leverde ik een verhaal in voor een wedstrijd. Die wedstrijd won ik.”
Een uitgever die in de jury zat, was geïnteresseerd in zijn ideeën. Ideeën had hij genoeg. “Al vier jaar lang schreef ik elke dag een half uur. Ik had ringmappen vol. ‘Dat moet je dan eens uittikken’, zeiden ze. En ze vonden het mooi. Ik weet nog dat ik in bed lag en het contract doorbladerde en dat ik echt zoiets had van ‘oooooh, ik word er nog voor betaald ook!’.”
“Daarna heb ik het lastiger gehad, ik dacht ‘en dan nu?’ Die eerste verhalen zijn jeugdverhalen, geschreven toen ik zeventien, achttien was. In die zin was de beurs die ik van Duitsland kreeg een héél groot geschenk. Ik werd uitgenodigd om in het buitenland te werken en kon ervaren hoe het is om een hele dag met schrijven te vullen. Ik ben gegroeid in wat me is overkomen.”
Ontwerpen
Als hij begint te werken moet het opgeruimd zijn, geen voorwerpen die verhalen vertellen, de stilte herstellen. “Ik kan niet gaan zitten en denken, goh ik ga eens een verhaal bedenken dat zich in de wereld afspeelt. Dan zie ik niets meer. Ik begin altijd met een concreet aanknopingspunt dat ik van tevoren uitzoek, een stukje wereld, een ansichtkaart, een stukje muziek, een regel uit een non-fictie boek. Van daaruit concentreer ik me en begin mijn verhaal te ontwerpen.
“Vroeger was het alsof ik op een droomstoel ging zitten en de verhalen ergens vandaan kwamen. Zo was dat, maar het is wel steeds meer planmatig geworden. Mijn tweede boek voelde alsof ik over een koord moest balanceren en aan de overkant moest komen en het derde boek was alsof ik uit een brok steen een kop moest hakken. En dat vereist een schema.
“Ik ben iemand met heel weinig invallen, ik krijg nooit een idee, eigenlijk zeer zelden. Het gebeurt bij s schrijven voor mij tucht. Ik ga moeiteloos achter die computer zitten. Ik ben wel zeer gedisciplineerd. Ik sta ’s morgens op, ga naar de sportschool en dan ga ik zitten, van negen tot vijf. Daarna begint de avond met zijn afspraken.
“In mijn werk ben ik aan het observeren, opslaan. Ik heb het gevoel dat ik heel erg in het hier en nu leef, als een spons, die alles wat er gebeurt opzuigt. Je weet, dat hoe meer je onthoudt van dat moment, hoe meer je er van kunt weergeven. Mijn vrienden zijn heel verbaasd dat ik bepaalde dialogen letterlijk kan herinneren, iets dat ze drie vier jaar geleden hebben gezegd. Ik merk aan mijn vader dat hij dat ook heeft.”
Heerser
Is Rashid nou een Nederlandse schrijver of een Marokkaanse schrijver? Zelf is hij daar heel duidelijk over: “Omdat ik in Marokko werd getypeerd als een Marokkaanse schrijver, heb ik gezegd moet je luisteren, als je een boek schrijft dan vind je de wereld opnieuw uit, je bent zelf de heerser in dat rijk. En als je dat in het Nederlands doet dan is het een Nederlands boek en dan ben je een Nederlandse schrijver.“
Voor de gemiddelde Nederlander blijft het moeilijk iemand met een andere naam of een ander uiterlijk te zien als ‘één van ons’. In ‘Afkomst’ laat hij een vage kennis aan het woord:
‘Wie is jouw uitgever? Dat heb ik niet gevolgd.’ Nabil noemt de naam. ‘Ja, ja’, zei de man. ‘die specialiseert zich in allochtonen, geloof ik.’ Nabil stak zijn handen in zijn zakken. Nu goed reageren, zei hij tegen zichzelf.’ (24)
“Nederland is een heel goed land voor schrijvers. Als je twee boeken hebt geschreven dan mag je een beurs aanvragen. Als je een bijdrage hebt geleverd aan de Nederlandse literatuur dan ondersteunen ze je ook.”
Familiegeheimen
Een staatsstipendium voor Duitsland is hem ten deel gevallen, een beurs voor China, en nu een beurs voor ons land als ‘Writer in Residence’ ter voorbereiding van zijn volgende boek. Een boek waarin we van Nederland naar Marokko en Suriname worden gevoerd en waarin een personage met een cultureel gefragmenteerde achtergrond en een paar belastende familiegeheimen een bliksemcarrière maakt in de Nederlandse politiek, een collega waar Wilders en Verdonk van zullen opkijken. Tijdens zijn verblijf in ons land neemt hij niet alleen indrukken op, hij geeft ook; lessen in creatief schrijven aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en een workshop voor de jeugdige gevangenen in Santo Boma.
Zijn vader komt uit gegoede kringen in Marokko. “Mijn vader is echt gegaan voor zijn vrijheid. Hij was geen economische vluchteling, maar een avonturier. Ik heb hem voorbereid op de komst van het boek. Ik dacht, het zal bij hem zeker onrust veroorzaken. Ik heb hem ook gerustgesteld: ‘ik zal niet je echte naam gebruiken’. Hij zei ‘waarom gebruik je mijn naam niet? En doe een foto van mij er ook bij in het boek.’ Toen wist ik genoeg.”
Zijn moeder is de dochter van een Pools-Duitse immigrante en een Friese vader. Ze ging relaties aan met mannen uit een andere cultuur. Ze kreeg twee kinderen, eerst met een Surinamer, daarna met een Marokkaan. “Wij zijn soms ook opeens verbaasd over de bontheid van ons gezin. Dat zie je toch niet zo vaak. Meestal zit men toch in Surinaamse kringen of in Marokkaanse. Het antwoord daarop is dat het allebei mannen waren die erg los stonden van hun cultuur, individualisten, artistieke mannen.
“Ze is zeker een heel bijzondere vrouw. Mijn moeder is iemand die de waarde kent van verhalen, van citaten, van kunst. Daar heeft ze altijd erg op geleefd. Zowel met die mannen als op de manier waarop ze die dingen doorgaf aan haar kinderen. Ik ben haar daar dankbaar voor. Ik zie kinderen om me heen die helemaal afgescheiden zijn van de cultuur van hun vader, na een scheiding. Ik kan me niet voorstellen hoe dat is. De wereld van onze vaders was altijd bij ons in huis, in de vorm van grammofoonplaten, de reizen die we samen hebben gemaakt, het voedsel dat werd gekookt. Het had niets kunstmatigs, het was er op een natuurlijke manier.”
Novaire’s laatste boek ‘Afkomst’ is zoals gezegd autobiografisch. De schrijver over zijn hoofdpersoon: “Kijk, ik bén natuurlijk niet Nabil el Maroudi, maar ik lijk wel heel erg veel op hem. De meeste mensen begínnen met een autobiografisch boek. Dat heb ik nooit gedaan. Blijkbaar heb ik door de jaren heen mezelf genoeg op een afstand geschreven om nu te kunnen vertellen over mezelf.”