Rechtsvacuüm van Nederlandse scholen
‘De inspectie heeft hier niets te zoeken’
Vorig jaar legde een zedenkwestie pijnlijk een rechtsvacuüm bloot op de zogenoemde ‘Nederlandse scholen’. In hun schoolgidsen houden zij het
misverstand in leven dat de Surinaamse onderwijsinspectie geen plaats eeft in de klachtenprocedure. Wel wordt verwezen naar de Nederlandse
Landelijke Klachtencommissie, die slechts advies uitbrengt, dat lang op zich kan laten wachten en bovendien niet bindend is. Bij ernstige
conflicten met ouders hebben besturen daarom ‘vrij spel’. Mijn zoon en ik hangen gewoon.”
“We hebben geschreeuwd en gekermd bij alle instanties die moeten opkomen voor de rechten en veiligheid van het kind. Maar niemand wilde zijn handen eraan branden, omdat het een Nederlandse school betreft”, vertelt de moeder van Dorien bijna een jaar later nog duidelijk geëmotioneerd. Haar dochtertje, toen negen jaar, was slachtoffer in een vermeende zedenkwestie, waarbij haar meester van groep drie haar meermalen onzedelijk zou hebben betast. Doriens ouders en het bestuur van basisschool De Cederboom kwamen vrij snel in een rechte lijn tegenover elkaar te staan over de aanpak. Het bestuur zou talmen met het nemen van maatregelen tegen de meester en het doen van aangifte; het leek vooral de goede naam van de school en het belang van de meester voorop te stellen. De ouders werden bestempeld als ‘onruststokers’, die erop uit waren de naam van de school te schaden. In totaal werd van vier leerlingen uit twee gezinnen eenzijdig de schoolovereenkomst opgezegd voor het jaar 2011- 2012. Eén leerkracht die een kritisch intern dossier samenstelde, werd op non-actief gesteld. De zedenkwestie legde pijnlijk een rechtsvacuüm bloot op de Nederlandse scholen. De maatschappelijke discussie spitste zich vooral toe op de vraag of de Surinaamse onderwijsinspectie wel of niet mag ingrijpen op deze scholen, die worden gesubsidieerd door de stichting Nederlands Onderwijs Buitenland (NOB). Als ouders lijnrecht tegenover de schoolleiding komen te staan, trekken zij bij voorbaat aan het kortste eind. Psycholoog en kinderactivist Lilian Ferrier stelde zelfs dat de besturen van de Nederlandse scholen op dit gebied ‘vrij spel’ hebben, omdat het vermeende toezicht duizenden kilometers verderop ligt: in Nederland bij de Landelijke Klachtencommissie. Doriens ouders konden niet aankloppen bij de NOB, want die verstrekt slechts subsidie op basis van het curriculum (het lesprogramma) en evenmin bij de Nederlandse Ambassade.
Gewoonterecht
Zelfs bij de Surinaamse onderwijsinspectie vingen de ouders van Dorien bot, want ook de inspecteurs zelf waren van mening dat ze geen bemoeienis met de school hebben. Tijdens de opgelaaide maatschappelijke discussie maakte de minister echter duidelijk dat de onderwijsinspectie grondwettelijk wel degelijk toegang heeft tot “alle scholen” in het land. Alleen met het curriculum van de zogenoemde ‘Nederlandse scholen’ bemoeit ze zich niet. Kortom: als het om zware misstanden zoals zedenkwesties, onhygiënische dan wel gevaarlijke situaties gaat, zijn deze particuliere scholen gewoon Surinaamse rechtspersonen. Echter, door zware onderbezetting kon de lokale onderwijsinspectie het toezicht op de reguliere scholen al amper opbrengen en derhalve behoorden particuliere scholen niet tot de prioriteit. Hierdoor heeft door de jaren heen het grote misverstand postgevat, dat zij niet mag ingrijpen op Nederlandse scholen. Daags na het verschijnen van artikelen in de Ware Tijd over de zedenkwestie, ging de onderwijsinspectie langs op De Cederboom. “Maar wat viel er toen nog te inspecteren? Wij, als onruststokers, waren al weggewerkt. Dan weet je dat ze alleen voor de vorm moesten komen”, aldus Doriens moeder. Juliën Cruden, hoofdinspecteur basisonderwijs, beweert nu dat de inspectie allang wist dat zij ook op Nederlandse scholen mag inspecteren en dat het niet komt door de artikelen in de Ware Tijd. Volgens hem was het misverstand niet te wijten aan de onderwijsinspectie. “Weet je wat ouders doen? Bij het minste of geringste rennen ze naar de eerste de beste instantie om hun beklag te doen. Niet wetende dat ze negen van de tien keer aankloppen bij het verkeerde bureau. Maar niemand die hen erop wijst waar ze dan wel moeten zijn.”
Weinig houvast
De NOB-site vermeldt dat de aangesloten scholen automatisch vallen onder het toezicht van de Nederlandse Inspectie van het Onderwijs. Dat klinkt mooi, maar in werkelijkheid laat die slechts eenmaal per vier jaar haar neus in Suriname zien voor een rapportage. Bovendien houdt de inspectie zich alleen bezig met de kwaliteit van het onderwijs en hoeven de schoolbesturen zich enkel te verantwoorden voor de resultaten. Voor problemen met school verwijst de NOB ouders naar de Nederlandse Landelijke Klachtencommissie, die slechts een niet-bindend advies geeft. Dat biedt weinig houvast, beaamt de Landelijke Klachtencommissie. “Er is al een aantal keer de discussie gevoerd of wij niet meer invloed moeten krijgen door middel van bindend advies”, zegt voorzitter Sjenitzer. Waar in Nederland normaal beide partijen verschijnen bij de hoorzitting, moeten ouders in andere landen het doen met opsturen van bewijsstukken en verweerbrieven per e-mail. Deze omslachtige behandeling kan langer dan drie maanden duren. “En dan kan het inderdaad gebeuren dat een kind in de tussentijd door de school wordt afgeschreven”, aldus Sjenitzer. En dat overkwam Dorien en twee andere leerlingen bij de kwestie van De Cederboom. Van die andere twee had de moeder zich kritisch opgesteld over de aanpak van het bestuur in de zedenkwestie.
Klachtenroute
Doriens ouders schreven uiteindelijk de Landelijke Klachtencommissie aan als laatste redmiddel. Het duurde welgeteld een half jaar voordat er een uitspraak kwam. Over de vermeende zedenkwestie zelf kon de Klachtencommissie uiteraard geen oordeel vellen. Ze concludeerde evenwel dat de school het onderzoek niet heeft tegengewerkt. Maar het afschrijven van alle vier de leerlingen wordt gekwalificeerd als ‘disproportioneel’. Extra wrang, aangezien de kalveren al verdronken waren. Toch blijft De Cederboom volharden in haar gelijk. In een brief aan de NOB stelt zij: ‘Het besluit tot beëindiging van de schoolovereenkomst blijft gehandhaafd gelet op het feit dat de klaagster zich heel agressief opstelde en activiteiten ontplooide gericht op het maatschappelijk beschadigen van de school. Mogelijk is dit in het verweer niet krachtig genoeg benadrukt.’ En daarmee is de kous af. Naar aanleiding van de perikelen op De Cederboom heeft de NOB als subsidieverstrekker in een brief aan alle Nederlandse scholen in het buitenland, nog eens extra verduidelijkt geen bemoeienissen te hebben met interne conflicten op deze scholen. Immers, dat zijn ‘zelfstandige organisaties met een eigen bestuur ter plaatse’. En precies daar wringt de schoen volgens kinderactivist en psycholoog Lilian Ferrier met betrekking tot het ‘vrij spel’. “Waar kan ik mijn problemen aankaarten? Zelfs de Nederlandse ambassade heeft geen bemoeienis. Hoe worden deze kinderen beschermd?” Door het rigoureus en eenzijdig afschrijven van de leerlingen zijn door de Cederboom “kinderrechten geschonden”, stelt Ferrier, terwijl hier te lande het Kinderrechtenverdrag geldt. Zo houdt niemand toezicht op het oprichten van Nederlandse scholen en de wijze waarop zij veelal buitenlandse leerkrachten aantrekken en screenen. “Dadelijk krijgen we een Robert M. die hier een schooltje wil opstarten. Dat moet absoluut niet kunnen!” verwijst Ferrier naar het recente mega-zedendelict in Nederland. In Suriname gaat het om ongeveer tweehonderdvijftig leerlingen, verdeeld over de Prinses Amaliaschool, De Cederboom en Het Kleurenorkest – alle gevestigd in Paramaribo. Jaarlijks verstrekt de NOB in totaal een kleine 110.000 euro subsidie aan deze drie scholen. Hoewel ze een uitkomst zijn voor kinderen van hier tijdelijk verblijvende expats en diplomaten, bestaat hun leerlingenbestand voor vijftig procent uit Surinaamse kinderen. De scholen gaan prat op hun ‘Nederlands’ curriculum en je betaalt er als ouder dik twee- á drieduizend euro per jaar voor. Maar ze blijken niet bepaald bakens van rust en stabiliteit. Zo kreeg de Prinses Amaliaschool te maken met veel wisselingen van directeuren en leerkrachten. Een groep van ongeveer twintig ouders laat zich in 2011 scherp uit in een brief aan de directie over wat er allemaal niet schort: “Er is geen schoolbestuur, geen intern begeleider en geen remedial teacher, zoals de schoolgids beschrijft. De school heeft te weinig leermiddelen en het ontbreekt de leerkrachten aan ervaring om op de juiste wijze les te geven.” De ontevreden ouders wilden echter niet op de verbeteringen wachten en richtten afgelopen jaar hun eigen basisschool op: Het Kleurenorkest. “Wij, als ouders, hadden het gevoel het beter te kunnen”, legt bestuurslid Jan Willem van der Heijden uit. “De Amalia is een school waar een boterham aan verdiend moet worden en dat is hier niet het geval. Die boterham die je overhoudt kunnen wij terug laten vloeien naar de school en de kinderen.” Toch lijkt deze nieuwe school hetzelfde te vergaan. Binnen een jaar zegde de directrice haar functie op en werd er een nieuwe gekozen. Het vertrek van ongeveer dertig ouders met leerlingen was “een dieptepunt voor de Amaliaschool”, beaamt directrice Agnes Vonsé. Ze is sinds 2010 hard bezig om de school weer op de rails te krijgen. “We begonnen dit jaar met dertig leerlingen in plaats van negentig. We zijn nu langzaam weer aan het groeien.” Maar nog steeds heerst er ontevredenheid. In groep acht zit nog maar één leerling. Een moeder die uit onvrede haar kind uit deze klas haalde, vertelt: “Mijn zoon kon niet overweg met de leraar, maar de school was niet van plan er iets aan te veranderen. Ik moest zelf een orthopedagoog in de arm nemen en betalen, om te zoeken naar een oplossing. Mijn zoon en ik hangen gewoon.”
Niets te zoeken
Het misverstand dat ouders niet bij de Surinaamse onderwijsinspectie kunnen aankloppen, wordt onverkort door de Nederlandse scholen overeind gehouden. In hun goed verzorgde schoolgidsen staat aangegeven welke klachtprocedure ouders moeten volgen: eerst het probleem bespreken met leerkracht, vervolgens met de directie en het bestuur wordt gezien als hoogste interne instantie. Waar de ene school ook nog een interne begeleider heeft als extra schakel, heeft de andere een vertrouwenspersoon. Het laatste redmiddel is volgens alle schoolgidsen de Landelijke Klachtencommissie in Nederland. Maar nergens staat de Surinaamse onderwijsinspectie vermeld. “Kan dat dan? Dat wisten wij niet”, reageert het bestuur van Het Kleurenorkest verbaasd als we hierop wijzen. Directrice Vonsé van Prinses Amalia doet het af met: “Ja, maar we vallen onder het Nederlandse systeem, dus de Surinaamse inspectie heeft hier niets te zoeken. Maar onze deur staat natuurlijk altijd open.” Bovendien verloopt in de praktijk de klachtenprocedure niet zo vlekkeloos en trapsgewijs als vermeld in schoolgidsen. Bij de vermeende zedenkwestie zat het schoolbestuur van De Cederboom van meet af aan op de stoel van de directie. Ook zijn de ouders nooit gewezen op de vertrouwenspersoon en de medezeggenschapsraad. “We zijn een particuliere school, de rechten en plichten van ouders staan omschreven in de schoolovereenkomst en de schoolgids.” Maar wat is er mis mee om ouders uit oogpunt van service wegwijs te maken in de klachtenprocedure? Het bestuurslid: “De schoolovereenkomst hebben ouders zelf ondertekend, dus ik neem aan dat ze die kennen. Wij hoeven ze toch niet te wijzen op de medezeggenschapsraad of de vertrouwenspersoon? Als je het gevoel hebt niet serieus behandeld te worden, dan ga je recht zoeken.” Het bestuurslid deelt niet de visie dat er sprake is van een rechtsvacuüm. “Je kan altijd naar de rechter stappen als je het niet met ons eens bent.” Een ander heikel punt is dat de meeste NOB-scholen ontstaan uit ouderinitiatieven, met als gevolg dat bestuursleden veelal ook ouders zijn en een ‘vriendenclubje’ vormen. Bij Het Kleurenorkest is zelfs de nieuwe directrice de echtgenote van de voorzitter. De vraag is of er op deze manier geen belangenverstrengeling ontstaat. De Cederboom ziet het probleem niet: “Dat wij ouders zijn, is juist een voordeel. Je werkt volledig voor de belangen van je kind.” De moeder van Dorien heeft dat destijds anders ervaren: “De kans op recht was groter geweest als het bestuur uit onafhankelijke mensen had bestaan. Hoe objectief kan je blijven als ouder met een eigen belang?”
Krantenwijk
Het bestuurslid van De Cederboom benadrukt dat de berichten over de zedenkwestie de goede naam van de school hebben geschaad. “In de artikelen is gepoogd een beeld neer te zetten dat wij als schoolleiding samen met de leerkracht een zedenkwestie hebben willen verzwijgen. Dat is pertinent niet waar. We hebben destijds enerzijds uit ethische overwegingen en anderzijds vanwege het belang van het strafrechtelijk onderzoek, ervoor gekozen om de pers niet te woord te staan.” Volgens hem is de schade groot. “Het ergste is de schade voor de leraar zelf. Hij komt in Nederland niet meer aan de bak als leerkracht en heeft nu een krantenwijk.” Op de vraag wat de Cederboom dan wel heeft geleerd van deze kwestie, antwoordt het bestuurslid: “Dat het bij ouders lang niet altijd gaat om het belang van het kind, dat we als school misschien helderder over de klachtenprocedure moeten communiceren en ouders nog nadrukkelijker moeten wijzen op de inhoud van de schoolovereenkomst en de schoolgids.” De onderwijsinspectie is inmiddels aangevuld met vijfentwintig krachten, maar volgens Ferrier is er nog altijd sprake van een voelbare onderbezetting en zullen Nederlandse scholen geen prioriteit hebben. “Het is natuurlijk de keuze van de ouders om hun kind op een Nederlandse school te zetten. Zolang het goed gaat, gaat het goed. Maar als het fout gaat, heb je immense problemen. Want waar kan je terecht?”