Ronald Snijders
Een knusse wijk in Delft, met namen als Siberië, Litouwen, Letland, en eengezinswoningen voor kleine gezinnen. Het is Siberisch koud, dat ook. We bellen aan. Je zou verwachten dat de bel ding-dong doet en de telefoon tring-tring. Maar hier doet de bel tadelie-tadela en de telefoon, zo zal later blijken, speelt een klassiek deuntje. We zijn bij een musicus, dat is duidelijk, Ronald Snijders. U hoeft maar twee fluittonen te horen en u herkent hem direct.
Muziek was er al heel vroeg in het leven van Ronald Snijders. Op de dag van zijn Eerste Heilige Communie kreeg hij thuis in Paramaribo een bazuinkoor. “Die muziek heeft zoveel indruk op me gemaakt dat ik zat te huilen. Die ervaring staat centraal om te begrijpen dat muziek een heel belangrijke plaats inneemt in mijn leven. Muziek. Met muziek kun je zoveel. Je bent ontzettend rijk als je met muziek bezig kunt zijn. Het is een te gek medium. Ik schaam me soms dat ik zo gemakkelijk zoveel mensen kan bereiken. Muziek is echt nu. Op datzelfde moment deel je iets met andere mensen. Ik ben met mijn muziek zonder uitzondering tevreden. Misschien mankeert er iets aan de hoes van de cd, misschien was een uitvoering niet optimaal, maar de ziel van de zaak is wel voor elkaar.”
Kunst
Snijders is ook wetenschapper, etnomusicoloog om precies te zijn. Hoe verhouden zich cultuur en wetenschap? “Daar waar wetenschap ophoudt zijn kunst en cultuur nog helemaal fit. Kunst als uiting gaat verder dan wetenschap. Wetenschap berust op feiten. Met kunst kun je dingen als waar beleven die je nog niet hebt bewezen of die niet te bewijzen zijn. Je kunt een hele groep mensen tegelijk overtuigen, iets waar maken. Je bent in een vreemd land, je speelt voor mensen die je helemaal niet kent en alleen op basis van de geluiden die je maakt, bereik je het hoogste wat er te bereiken valt: communicatie.
Snijders schrijft ook, onder andere een biografie over zijn vader, en een lexicon met woorden en uitdrukkingen uit het Sranantongo als omgangstaal. “Schrijven is erg belangrijk. Eigenlijk zou elke mens regelmatig moeten schrijven. Schrijven staat niet los van muziek. Die categorisering in danskunst, schilderkunst schrijfkunst is een vreemd ding. Het is niet waar, het is één geheel. De uitstroom uit de ziel is hetzelfde, of je nu muziek maakt of schildert. Ik heb het alleen in een ander medium gegoten. De vraag is niet of je het kunt. De vraag is of je het doet. Iedereen kan muziek maken, dansen, schrijven. Het gaat in principe niet zozeer om het eindresultaat. Het gaat erom wat er zich tussen je oren afspeelt en hoe je daar vorm aangeeft. Ik vraag me meestal niet af of een ander het wel goed genoeg vindt. Ik probeer natuurlijk wel aan gangbare normen te voldoen. Waarom heeft iets alleen waarde als een topartiest het heeft gemaakt? Het is een hele rare manier van denken. Wie bepaalt wat goed is? Een heel kleine groep bepaalt. Zo zit de wereld in elkaar. Het is een gemaakte wereld. Michael Jackson grijpt naar zijn kruis en vervolgens grijpt iedereen naar zijn kruis.
Ondeugend
Terug naar zijn jeugd. Die jeugd was in één woord heerlijk. “Ik zou het zo weer over willen doen. Alles, behalve school. Lezen, rekenen, ik vond het niks, ik wilde muziek maken. Ik kon die dingen al, was vaak de eerste van de klas, maar voor gedrag een vier of een vijf. Ik zat me gewoon te vervelen in dat warme lokaal.” Snijders wrijft met beide handen over zijn bovenbenen, heft zijn handen in de lucht. “Je verveelt je en dan wordt het een elastiekje en propjes schieten. In principe moest ik naar een bijzondere school worden gestuurd een school voor kinderen met een buitengewone artistieke aanleg, zodat ik het grootste deel van de dag met die dingen bezig kon zijn. Iedereen wist het, iedereen zag het, maar niemand deed er echt wat aan.”
Snijders was, zoals hij zelf zegt, ondeugend. Eén verhaal is illustrerend: kleine Ronald pakt op een ochtend de grote contrabas van zijn oom en speelt tumtum-tumtumtum. Zo gaat dat elke dag en het gaat goed. Tot die noodlottige dag. In een vlaag van overmoed wil hij, net als een grote man, de grote contrabas aan het eind van het nummer laten draaien. Het draaien lukt, maar het terugpakken niet. De bas valt met donderend geweld op de vloer, de hals van het instrument breekt. Einde voorstelling.
Zijn moeder komt, overziet en spreekt: ‘wacht tot je vader thuis komt’. Op school heeft hij die ochtend maar één gedachte: ‘mijn vader gaat mijn mars breken’. Thuis gekomen trekt hij over drie onderbroeken een pyjama aan, steekt stokken door de pijpen van zijn broek, de mouwen van zijn hemd en schuilt onder het bed. Pa komt thuis, ma deelt kort mee wat er gebeurd is. Het huiselijk drama ontwikkelt zich snel. Pa buldert: ”me kir a boy.” Ma jammert: ‘Mi gado, a kir mi pkin’. Ronald ziet vanuit zijn schuilplaats de grote bruine schoenen, zijn vader was militair, onheilspellend naderen. Alleen de dreigende achtergrondmuziek ontbreekt. Pa trekt hem onder het bed vandaan. De man ziet zijn zoon en barst in lachen uit. ‘Mi Gado, Ronald is gek geworden’. En zo ontsnapt de kleine Ronald aan een wisse dood.
Suriname
“Mijn vader heeft me sterk beïnvloed. Ik heb les van hem gehad, ging mee naar concerten, zag hem componeren. De trots om je vader te zien dirigeren. Dat zijn toch wel dingen die je niet zo maar vergeet. Er was altijd muziek in huis, een klokkenspel, een blokfluit, een dwarsfluit, trommeltjes. Heerlijk. Zondag altijd lekkere klassieke muziek. Mijn vader was iemand die ook volkse muziek leuk vond, marsmuziek. Het was thuis echt een muzikaal paradijs.
“We waren down to earth. Mijn vader sprak thuis zowel Nederlands als Surinaams tegen ons. Hij had een hang naar gewoonheid, die ik ook in mezelf herken. Tot de dag van vandaag ben ik daar dankbaar voor. Hij hield van Suriname, stak het niet onder stoelen of banken. Hij reed met ons naar Domburg, onder de amandelbomen, kijken over de rivier. Hij kocht een pakje pinda’s voor je. We gingen naar Colakreek of vissen. Als hij in Nederland was voor een vakantie van drie weken, dan vroeg hij na drie dagen: “zo, wanneer gaan we weer weg?” Met mij is het anders, ik hou van Suriname, maar als ik ergens zit, dan wordt dat de plek van waaruit ik denk, mits ik mezelf kan zijn, mezelf artistiek kan uitleven.”
Weg
Bijna veertig jaar woont hij in Nederland, in Delft. En bijna dertig jaar op het huidige adres. “Maar in mijn fantasie en tijdens mijn concerten verplaats ik me wel. Om optimaal te bewegen moet er iets stil staan. Je ziet het ook in de muziek, als alles beweegt is het muziekstuk minder swingend. Bij kaseko bijvoorbeeld zie je dat sommige instrumenten de hele tijd één en hetzelfde ding doen. Bijvoorbeeld de snaartrom en ook de banyi in kawinamuziek: tak-tatak-tatak, tak-tatak-tatak. Gewoon vijfduizend keer. Terwijl de grote trom of de koti kawina trommel tekeer gaat in alle mogelijke variaties! Iemand moet de zaak rustig houden, een ander doet de beweging.”
Aan wonen in een ander land heeft hij vaak gedacht, maar nooit gedaan. “Achteraf vind ik Nederland geen goede keus. Nederland is een rijk land, heeft een goede infrastructuur, veel clubs waar je kunt spelen, maar op het gebied van de kunst is het echt, echt de verkeerde keus. Omdat het qua perspectieven op het gebied van de internationale kunst weinig voorstelt. Nederlanders hebben graag een grote mond. Ze vinden artistieke dingen die ze hier doen geweldig en voelen zich snel wereldberoemd, maar op wereldschaal stelt het weinig voor. Daarvoor moet je naar Parijs, Londen, Berlijn. Naar Tokio, New York of Los Angeles.
“Ik had gemakkelijk twintig jaar hier weg kunnen zijn. Maar het kan nog altijd. Ik heb alleen mijn muziek nodig, mijn computer en mijn instrumenten. Ik denk dat de kern van het antwoord toch zit in het feit dat ik me altijd gelukkig heb gevoeld. Het eind van mijn tienerjaren was de enige periode in mijn leven dat ik minder gelukkig was. Ik had het gevoel alsof ik weg moest. Ik had een grens bereikt. Je weet dat er dingen mogelijk zijn, maar je kunt ze niet doen, omdat je in Suriname zit. Dat gevoel heb ik als beklemmend ervaren. Ik had een bandje, kwam op de televisie. Daar speel je dan, maar je weet dat er meer is.”
Energie
“Jawel, ik heb wel wat bereikt, maar ik had die energie liever besteed aan een heel ander land. Dan kan je zeggen, waarom ben je dan niet allang opgesodemieterd? Wel op de een of andere manier zal ik het toch naar mijn zin hebben gehad, want ik ben echt een type dat als het me niet bevalt, dan ga ik het zeggen, en als het me dan nog niet bevalt, dan ga ik weg. Misschien omdat mijn familie hier woont. Ik haal heel veel voldoening uit wat ik doe. Je bent bezig, je denkt niet de hele dag van ‘jongu, die mannen in Amerika hebben toch…”
Snijders maakt een tyuri. “Ik zeg dit nu wel zo leuk, maar ik vind mezelf ook een grote klootzak, dat ik het niet heb gedaan. Want kijk, in de kunst gaat het niet alleen om wat je maakt, maar ook om wat het op den duur in grotere zin kan worden, omdat andere mensen er kennis van nemen. Ik merk dat als ik in Zuid Afrika speel, nou dan lopen de mensen weg met me. Ik heb een paar keer in Amerika gespeeld. Die mensen komen naar je toe: ‘Hé man, I never heard somebody play the flute like this’. En dan kom je weer terug en dan zit je weer hier. Niet dat men je hier niet waardeert, maar men heeft toch sterk de neiging om je te zien als iemand uit de gebiedsdelen.”
Snijders doet het probleem uit de doeken. “Volgens die mensen moet het zo zijn, en hier komt de tragiek van het verhaal, je moet of Amerikaanse muziek spelen, want Amerikaanse muziek is goed of je speelt Surinaamse muziek. Maar je kunt niet doen wat ik doe, een eigen taal ontwikkelen, waarin een beetje Amerika is verwerkt, een beetje Suriname en een beetje Afrika. Dat kunnen ze dus niet begrijpen. Dan krijg je slechte recensies. Dat is het grootste probleem dat ik hier heb. Weet je wat goed is? Ronald Snijders speelt Frank Sinatra, of Ronald Snijders speelt Burt Bacharach. Dan zijn ze blij, dat vinden ze geweldig. Maar ze kunnen het niet hebben als je met een eigen taal komt. En dat is nou precies het gebied waarop ik me sinds jaar en dag beweeg. Ik ben geen traditionele musicus.
“Ander voorbeeld. Er is een fonds, waarvan ik subsidie krijg. Op een gegeven moment zeggen ze tegen me, je vernieuwt je niet meer. Hoe zo? Wat verstaan ze daaronder? Als iemand als Trijntje Oosterhuis plotseling zou denken ‘Ik ga iets doen met kawinamuziek’, dan is het hier op alle zenders. En als ze daarna iets doet met muziek uit IJsland of Litouwen of Kirgisistan, dan is het ook weer nieuws. Als ik iets met Javaanse muziek doe, weet je wat ze dan zeggen? Daar gaat ie weer.”
Inburgering
We komen op het onderwerp multiculturele samenleving en de vraag of Nederland multicultureel denkt. “Het antwoord is nee! Nee. Ze kunnen het niet. Het land heeft wel verschillende culturen. Maar men kan alleen denken vanuit een wit vertrekpunt, waaraan alles zich moet conformeren. Zolang ik braaf mee huppel met Sinterklaas is het prima, dan ben ik multicultureel. Maar als ik kritiek zou leveren, of iets zou willen veranderen, dan heb ik een probleem. Die hele inburgering is ook daarop gebaseerd. Mensen die van buiten komen moeten Nederlands leren. Maar dat Nederlanders ook een beetje gaan begrijpen wat een Surinamer is, dat ze bijvoorbeeld de geschiedenis zouden herschrijven, nee! Ze zijn alleen bezig met de vraag hoe die anderen de taal en de cultuur van de Hollanders kunnen leren, punt. Daar gaat het om.
“Ze denken nog steeds dat Nederland een wit land is. Er wonen weliswaar wat andere mensen, die moeten even zoveel mogelijk Nederlands leren, en dan gaan we gewoon door met die hele witte schuit met Sinterklaas en al. En als je nagaat wat Nederlanders doen als ze over de hele wereld uitzwerven, dan doen ze het zelf lekker niet. Maar ze vragen wel van ons dat we ons ineens helemaal moeten conformeren aan hun cultuur. Ze zijn daar heilig van overtuigd. Zolang mensen niet daadwerkelijk bij elkaar over de vloer beginnen te komen verandert er niks.”
Ster
Waardering is er wel. Hij kreeg een lintje van Beatrix en een ster van Venetiaan. “Ik vind het leuk. Ik droom er niet van maar als het komt, vind ik het leuk. Waarom niet? Je wilt als mens toch wel serieus genomen worden.” De waardering voor zijn vader acht hij onder de maat. “Als je zo een te gekke persoon onder je gelederen hebt, waarom geef je hem dan niet een schrijfopdracht om een verbeterd didactisch systeem te ontwikkelen voor het Surinaamse muziekonderwijs? Wat dat aangaat heeft men het in Suriname vaak te laat door.
“Surinamers zijn over het algemeen niet gewend om kunst en cultuur hoog te waarderen. Ik geef concerten, verzorg workshops, ze worden slecht bezocht door Surinamers. Ik gaf laatst een workshop in Zwolle en het was helemaal wit. Ik heb in hartje Amsterdam gespeeld en het was maar voor vijftien procent zwart. Het maakt mij niks uit, ik vind het al lang leuk dat de mensen naar me komen kijken. Maar het is toch wel raar, als je zo een enorm stuk Suriname representeert. Ze hebben het gewoon niet geleerd. Als je als kind tussen je achtste en achttiende jaar bepaalde dingen niet hebt verworven, dan is het later moeilijk. Je moet er mee zijn opgegroeid. In Suriname zie je dat volwassenen al die culturele gedragingen missen. Er zijn er wel een paar, die dat hebben, maar als je de grote groep neemt, dan is het een magere vertoning.”
Heeft hij nog verlangens? “Ik hoop dat mijn werk in nog veel meer landen bereikbaar wordt. Ik wil graag nog iets doen met Braziliaanse muziek. Dat is één van mijn dromen, vanaf mijn jeugd. Verder hoop ik dat andersoortige muziek van mij kan worden opgenomen en uitgebracht. Ik zou willen bereiken dat ik in Suriname woon, dat ik in Suriname opsta en weer ga slapen. Dat daar mijn thuishaven is, zoals nu hier in Delft mijn thuishaven is. Dat ik vanuit Suriname kan opereren, dat zou ik fantastisch vinden. Op een bepaald moment in mijn leven wil ik dat toch wel bereiken.”
Wie is Ronald Snijders?
Ronald Snijders (Paramaribo, 1951) wordt ook wel gezien als de uitvinder van de Afro Surinaamse kawinajazz. Geïnspireerd door zijn vader begon hij op zevenjarige leeftijd met fluitspelen. Hij produceerde ruim twintig cd’s en platen met vernieuwende eigen composities. Variërend van Noord-
Amerikaanse jazz en fusion tot nieuwe Afrikaanse Caribbean jazz, Braziliaanse en andere wereldjazz. Ook maakte hij drie cd’s met Surinaamse kinderliedjes, gezongen door Surinaamse kinderkoren. Verder geeft hij lezingen over Caribische muziek op universiteiten en workshops over improvisatie. Ronald Snijders studeerde in 1991 af als etno-musicoloog. Zijn werk is niet onopgemerkt gebleven: Ronald Snijders werd in Nederland benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en in Suriname tot Ridder in de Orde van de Gele Ster.