Ronny Asabina
Ronny Asabina heeft zich van verlegen, zwijgzame Marronjongen ontpopt tot een flinke prater. Zijn soms ongezouten uitspraken leiden weleens tot heftige discussies in parlement en samenleving.
Van de regering Bouterse-Ameerali heeft hij geen hoge pet op. Evenmin van de westerse cultuur. “Het westen probeert de wereld op te dringen dat homorechten mensenrechten zijn.”
Kleine Ronny was een zeer bescheiden jongen toen hij in de stad kwam wonen. Hij was verlegen, omdat hij ten eerste niet wilde dat mensen mochten weten dat hij uit een zwak sociaal-economisch milieu kwam. Ten tweede vond hij de Nederlandse taal moeilijk – een gevolg van de onderwijsachterstand in het binnenland. Dit heeft erin geresulteerd dat hij niet of zelden op school sprak. Hij was zo verlegen, dat hij pas op de middelbare school naar meisjes begon te kijken; hij was dus ook geen loverboy of player. Deze verlegen Ronny Asabina is nu echter een flinke prater die geen blad voor de mond neemt. Met zijn ongezouten uitspraken lokt hij vaak discussies uit in het parlement en de samenleving. “Ik ben 44 jaar geleden op de schoot van mijn oma ter aarde gekomen te Marshallkreek in het district Brokopondo. Mijn oma was een traditionele vroedvrouw die vele bevallingen begeleid heeft.” Zo opent Asabina het gesprek. Hij komt uit een gezin van vijf – drie jongens en twee meisjes – van wie hij het derde kind is. “Ik ben niet door mijn biologische vader in huis grootgebracht, maar door mijn stiefvader. Die heeft mij de nodige vaderliefde gegeven, waardoor ik er pas op latere leeftijd achter kwam dat hij niet mijn werkelijke vader was.”
Strakke opvoeding
In Marshallkreek doorliep hij de lagere school tot de zesde klas. Ze verhuisden in 1981 naar Paramaribo, omdat zijn zus geslaagd was voor het mulo. Het gezin kwam terecht in Ramgoelam, waar hij elf jaar woonde. Een kansarme buurt, waar ontsporing op de loer ligt. Maar een strakke opvoeding hield hem in het gareel. Na school kreeg hij geen kleren om aan te trekken, zodat hij niet zou wegsluipen om te gaan voetballen. Zijn stiefvader was geruime tijd ziek, waardoor het gezin sociaaleconomisch heel zwak was. Zijn zus, nauwelijks twee jaar ouder dan hij, was de strenge mama. “Zij nam die plaats in omdat wij het moeilijk hadden en mijn moeder genoodzaakt was op drie plaatsen te werken als dienstvrouw en daardoor laat thuis kwam.” Als IMEAO-student maakte hij bussen schoon, was tawaman (soort conducteur) in een particuliere lijnbus om bij te dragen aan de huishouding, maar ook om aan schoolgeld te komen. Hij werkte als vakantiekracht bij de oliepalmfabriek te Victoria en toen hij zijn diploma had behaald, kreeg hij een vaste betrekking aangeboden. “Maar mijn strenge zus vond verder studeren aan de universiteit het beste voor mij. Uit respect en gehoorzaamheid naar mijn zus toe, heb ik gekozen te gaan studeren. Ik heb heel wat offers moeten brengen; ik kon niet naar feestjes, voetbal of uitgaan zoals mijn vrienden.” Op de Anton de Kom Universiteit – waar hij economie studeerde – kwam Asabina in contact met andere Marronjongeren. Hij werd actief lid van de studentenvereniging Boston Bendt. Zo raakte hij maatschappelijk bewogen en kreeg een ‘brede kijk’ op zaken. Boston Bendt, toen onder leiding van voormalig justitieminister Martin Misiedjan, verwierf bekendheid door zijn vele projecten, tot zelfs in het Boven- Surinamegebied. Vanaf 1993 werkte Asabina als administratieve kracht bij de Fernandes Bottling Compagnie. Van 1998 tot 2005 bekleedde hij als parttimer een leidinggevende functie bij Odany Jewa. In 1995 is hij als controlemedewerker bij de Belastingdienst begonnen en nu – met zijn docterandusbull op zak – is hij hoofd van een afdeling.
Politieke carrière
Toen Asabina de kiesgerechtigde leeftijd haalde, stemde hij op SPA, omdat hij wijlen Fred Derby een ‘dynamische en ideologische’ politicus vond. Daarna stemde hij op de NDP van huidig president Bouterse. “De reden dat ik op de NDP stemde, was de gedachte van zelfredzaamheid; de handen niet meer ophouden voor het buitenland. Ik vond de NDP een van de weinige multi-etnische partijen, dat was doorslaggevend voor mij.” Vanaf 2005 heeft de A-Combinatie (AC) met interesse ‘gevolgd’ in de Frontregering. Na die verkiezingen had de BEP (Broederschap en Eenheid in de Politiek) een groep intellectuelen benaderd om te discussiëren over de ontwikkeling van het binnenland en de nationale politiek. Deze discussies vonden plaats in de middaguren op Mulo Latour, waar BEP-voorzitter Caprino Alendy directeur is. “Daar heb ik Alendy en andere prominenten leren kennen. Boston Bendt had een van de lokalen van Mulo Latour als vergaderplek en zo gaf ik mijn visie binnen die intellectuelengroep van BEP.” Asabina werd benaderd door twee BEP-mannen; Ruben Albitrouw (coördinator in Brokopondo) en kaderlid Frans Adaba, of hij niet geïnteresseerd was in de politiek. Asabina had bedenktijd nodig. Hij vond de BEP toen te etnisch en toetreden zou hij niet kunnen verkopen aan zijn multi-etnische vriendenkring. Bij een tweede bezoek van de mannen moest hij van hen coûte que coûte een formulier invullen. Er zou een verkiezing van het hoofdbestuur plaatsvinden en zo kreeg hij enkele dagen later een uitnodiging. “Ze hebben mij tot vervelens toe gebeld. Ik weigerde om mijn telefoon te beantwoorden, omdat ik niet geïnteresseerd was. Maar na de verkiezing is mij ter ore gekomen dat ik gekozen was door Brokopondo om zitting te nemen in het hoofdbestuur.” Hij stapte naar zijn vriend en jurist Martin Misiedjan voor advies en samen stelden zij een brief op waarin hij ervoor bedankte. “Ik vond niet dat ik er ready voor was en zag het als mezelf neerhalen, omdat ik ook geen goed gesprek had gevoerd met de leiding van de partij.” Maar Alendy gaf niet op en riep hem telefonisch op zich te bewilligen als hoofdbestuurslid. Asabina besloot de eerste vergadering bij te wonen. “Wat mij wel opviel, was dat er een tweedracht was: één onder leiding van Alendy en de ander onder Linus Diko. Ik maakte op de vergadering direct duidelijk dat het zo niet verder kon gaan en daar ben ik tot het besef gekomen dat ik wel degelijk een bijdrage kon leveren aan BEP. Zo is het voor mij begonnen. Ik heb hard gewerkt aan de interne zaken en er zijn tastbare resultaten geleverd in de partij, vooral in de institutionele versterking ervan. Het is niet van een leien dakje gegaan.”
Gefaald
Over de splitsing binnen AC zegt Asabina dat zij als politici gefaald hebben, omdat voormalige en huidige partijleiders geen duidelijk doel hadden. “Als je een politiek leider bent, moet je een basis hebben, goed bewapend zijn. Als je zwak bent dan gaan anderen van buitenaf interveniëren. En dat is gebeurd binnen A-Combinatie; derden hebben het in feite bewerkstelligd dat er een scheuring is gekomen.” Asabina is van mening dat de Marrons de stiefmoederlijke behandeling die ze als bevolkingsgroep krijgen, aan zichzelf te danken hebben. “De leiders hebben hun mandaat niet goed begrepen en de kansen niet gegrepen. Daarom veeg ik het verwijt dat wij een stiefmoederlijke behandeling krijgen nu van de tafel. Primair zijn wij er zelf debet aan; wat heeft AC met zes ministersposten en het vicepresidentschap gedaan?” Op de vraag of BEP en ABOP van Ronnie Brunswijk in de toekomst nog ooit zullen samenwerken, zegt Asabina dat de kans “altijd één is en nooit nul”. Eenmaal uit elkaar zijn, betekent evenmin dat het weer ooit één zal of moet worden. Voor BEP ziet hij ‘kwalitatieve en kwantitatieve versterking’ als prioriteit. “De partij zal zich niet alleen focussen op de traditionele achterban en dat is te bewijzen met de verschillende districten en regio’s die nu al vertegenwoordigd zijn in het bestuur.” Volgens Asabina is de politieke cultuur in Suriname gebaseerd op materialisme. “De verkiezingspropaganda is daarvan het bewijs”, zegt hij. “De politieke leiders beloven niet alleen, maar ze kopen de mensen om met tastbare dingen. Een politiek leider heeft het zover geschopt om eens te zeggen: ‘Als jij je registreert bij mij, kom je in aanmerking voor een auto’. Kortom: de politiekvoering in Suriname is niet gebaseerd op ideologie. Voor mij is politiek niets anders dan ontwikkeling brengen voor mensen, de samenleving opvoeden en vormen. Daarmee bedoel ik de samenleving zodanig opkrikken, middelen voor zelfredzaamheid aanreiken, dat burgers in staat zijn uit de benarde sociaal-economische situatie te komen waarin ze verkeren. Dat betekent de samenleving onafhankelijk maken, en dus niet afhankelijk van de politicus of politieke partij, zoals nu het geval is.”
Leiderschap
Volgens Asabina schort het ook aan leiderschap binnen het politieke veld. Als voorbeeld geeft hij de perikelen rondom het op handen zijnde Tapa Jaihydroproject in West-Suriname. “Een politieke leider zei mij over dit project dat hij niet wil dat het doorgaat, omdat de achterban het niet wil. Maar als politicus ben jij leider en moet je niet geleid worden. Dat is een van de problemen in dit land. Er is vrees om mensen te leiden, ze te begeleiden en te wijzen op hun fouten. De president zei dat het Tapa Jai-project op de lange baan is geschoven, omdat ook hij vindt dat het binnenland er problemen mee heeft. Maar dat komt omdat de bevolking niet goed geïnformeerd is. Gebeurt dat wel, dan kan daarmee ook het vertrouwen worden gewekt.” Bij de afgelopen begrotingsbehandeling schilderde Asabina de goudsector in het binnenland af als een samenspel van politiek en ‘maffiapraktijken’. Nu ontkent hij de term ‘maffiapraktijken’ te hebben gebezigd, maar dat hij van een ‘elitegroep’ sprak. “Het mag niet zo zijn dat die ordening een rookgordijn is om bepaalde mensen te faciliteren en te beschermen”, zegt Asabina. “Dat is de reden dat ik de regering heb meegedeeld dat er dieperliggende problemen zijn. Het is van groot belang dat als je gaat ordenen, je de sector daarin zelf actief moet betrekken. De ownership-gedachte moet ook gepropageerd worden, dat is niets anders dan vertrouwen wekken. Als je vertrouwen wilt winnen, moet je vertrouwen geven en dat heeft nog niet plaatsgevonden. Het is niet transparant, niet voorspelbaar, terwijl we wel de noodzaak van de ordening zien.”
Homoparen
In juli 2011 deed Asabina stof opwaaien – zowel nationaal als internationaal – met zijn uitspraken over homoseksualiteit. Hij zegt dat die fundamenteel uit hun context zijn gehaald en dat hij nimmer in het parlement heeft gezegd dat homoseksualiteit met wortel en tak uitgeroeid moet worden. Hij zegt slechts een vraag te hebben gesteld aan minister Alice Amafo van Sociale Zaken en Volkshuisvesting over opvangfaciliteiten voor kinderen. Zijn woorden waren: ‘Voorzitter, ik heb informatie dat homoparen hier in Suriname kinderen opvoeden. Is er beleid op dat gebied?’ Verder stelde hij dat de overheid duidelijkheid moet scheppen, opdat er dan geen voedingsbodem gecreëerd wordt voor toenemende homoseksualiteit in Suriname. Maar nadat hij dit had uitgesproken in het parlement, ging de discussie op Facebook hierover verder. Daar stelde Asabina dat hij homo’s niet de schuld geeft, maar wel homoseksualiteit, ‘omdat het gisteren niet goed was, vandaag en morgen ook niet; dus moet het met wortel en tak uitgeroeid worden’. Ook nu keurt hij homoseksualiteit totaal af. “Het is onnatuurlijk en niet gezond, voor mij is het een ziekte. Het gaat tegen alle geloofsovertuigingen in.” Collega-parlementariër Harish Monorath reageerde scherp op de uitspraken van Asabina en stelde zelfs dat hij daarmee mensenrechten heeft geschonden. Asabina: “Wat wij nu zien is dat het westen de wereld probeert op te dringen dat homorechten mensenrechten zijn, maar waarom zijn een burka dragen en besnijdenis geen mensenrechten? We gaan naar een wereld waarin bepaalde volkeren vinden dat hun cultuur zaligmakend is, dat hun cultuur als het ware superieur is boven andere culturen. En dat kunnen wij niet maken. Ik ben het daarom helemaal niet eens met mijn collega Monorath.”