Royaal gebaar
China is een machtige mogendheid, bevriend met Suriname. Het lijkt vooral op eenrichtingsverkeer vanuit Beijing, met schenkingen en zachte financieringen voor projecten. Maar in ruil krijgt men natuurlijk wel wat terug, in de vorm van royale concessies en lucratieve opdrachten voor Chinese bedrijven. Maar over wat ze nou écht met ons land voor hebben, doen de Chinezen hier ter plaatse maar al te geheimzinnig.
De oude supermogendheid werd even opgehouden bij de achterdeur, maar liet zich door niets of niemand weerhouden om op zijn lauweren te gaan rusten. De nieuwe houdt zich niet langer in en springt op het toneel om definitief zijn slag te slaan. Wij staan erbij en kijken ernaar, in het besef dat we ons opnieuw de kaas van het brood laten eten en ons, na verloop van tijd, achter de oren zullen krabben en elkaar machteloos toeroepen: ‘Houdt de dief!’
Toen de dekoloniseringsgolven van de jaren vijftig en zestig geluwd waren en de voormalige kolonisatoren probeerden hun belangen in de pas onafhankelijke staten te herwinnen of veilig te stellen, heeft de jonge Volksrepubliek China heel goed opgelet en zich uiteindelijk ontpopt als een tovenaarsleerling hors concours. Ze nam feitelijk het basispatroon over van de zich ‘ontwikkeld’ noemende landen in hun relatie met de ‘ontwikkelingslanden’, maar hield stelselmatig vol dat ze gerekend diende te worden tot het kamp van de laatste.
De analyse lezen? Dat kan in de Parbode van deze maand!