Saamaka
Knopen
Het dak van het huis van Adjaguma’s vrouw moest opnieuw gedekt worden. Adjaguma had al twee stapels palmbladeren naast het huis op stokken gezet, één links en één rechts, er lagen bundels geschilde lianen klaar, en hij vroeg me of ik zondagmorgen kwam helpen binden. Dus zondagmorgen meldde ik me present.
“Weet je hoe je een dak bindt?”
“Ik heb het al vele malen gedaan.”
“Goed. Neem het derde dakspant van achteren.”
Dat ik al tientallen hutten heb helpen binden, zegt niets over mijn kunde. Je kan het immers honderd keer verkeerd doen. Daarom kijk ik altijd naar heel oude hutten, hutten die half ingestort zijn. De daklatten zijn verrot, de palmbladeren ook, maar de lianen niet, en dan zie je welke knopen gewerkt hebben en welke niet. Zo heb ik geleerd hoe je een dak moet binden.
Kanu, die het vierde dakspant knoopte, was een propagandist van de bakafutu-knoop: een knoop die los gaat zitten als het dak gaat schuiven en die ik daarom niet prefereer. Kanu vond mijn halve steek fout, hij zei dat ik er niets van kon, dat Felu het vierde dakspant moest overnemen en ik moest maar helpen palmbladeren aangeven.
Aangeven doen meestal vrouwen, want vrouwen zijn dom. Toch is het aangeven het meest verantwoordelijke werk: de aangever bepaalt of het dak gelijkmatig dik wordt of na een jaar al gaat lekken. Misschien is het juist daarom vrouwenwerk: vrouwen zijn zo minderwaardig dat het geen schande is om hun aanwijzingen op te volgen. Een dakbindpartij in Saamaka is als een schip met vele kapiteins: iedereen schreeuwt zo hard mogelijk instructies, niemand luistert er naar, en ondertussen geeft de ploeg vrouwen precies zoveel palmblad aan als ter plaatse nodig is. Ik, benoemd tot supranumerair aangever, ging op een afstandje staan waar ik als enige het hele gebeuren kon overzien en gaf ook instructies: “Achterop extra blad! Voorop breder binden!” Niemand luisterde, dus ik hield er mee op. Dat had ook niemand in de gaten en ik deserteerde discreet.
De volgende dag, als het dak klaar is, beschouw ik het bindwerk. Ik tel vier verschillende knopen. Ik kan zien waar een dakbinder is afgelost, daar begint ineens een andere knoop. Dat is helemaal niet erg; met een nieuwe laag goed verend blad werkt elke knoop wel. Eigenlijk alleen aan het eind van de liaan kan het misgaan en ik zie dat juist daar alle binders dezelfde knoop gebruikt hebben: de ouwewijvenknoop, waarbij de liaan wordt geknakt, en later als de liaan oud en stug is geworden zal die daar breken.
Daarom knoop ik nooit lianen aan elkaar, maar werk de einden met mastworpen om de daklatten af, dat is gelijk een beveiliging tegen later afglijden maar dat is ‘fout’ in Saamaka. Want de mastworp kent men hier niet. Geen van de padvindersknopen kent men, zelfs de platte knoop niet.
Dat niemand de platte knoop kent is terecht. Dat is een goede knoop voor hennep, maar henneptouw bestaat tegenwoordig niet meer. Er zijn verschillende knopen voor henneptouw, voor nylon touw, voor nylon draad, voor staalkabel, voor ketting (staalkabels en kettingen mag je niet knopen maar ze doen het wel) en voor liaan. In Saamaka wordt veel geknoopt: daken, hangmatten, landvastjes, lading op vrachtwagens, korjalen en telefoonpalen die het bos uit gesleept moeten worden. Maar de kunst van het knopen in Saamaka is helemaal niet ontwikkeld.
Let eens op hoe een aap klimt, en hoe een luiaard klimt. Een luiaard kijkt naar een tak, voelt of die stevig zit, hangt er dan met één hand aan, dan een tweede, dan een derde en pas als hij zeker weet dat de tak niet breken zal onder zijn gewicht gaat zijn vierde poot over. Een aap klimt heel anders: die springt gewoon van de ene boom in de andere. Als de tak waar hij op terecht komt, breekt, dan zijn er nog genoeg andere en er is altijd wel één die houdt.
Bosnegers knopen zoals apen springen: met heel veel knopen en heel veel touw, het maakt niet uit of het touw uitgerafeld is en of de knopen schuiven: er is er altijd wel één die houdt en anders trekken we onderweg wel wat bij. En dat werkt ook.
De luiaard zegt dat apen niet kunnen klimmen, en de padvinder zegt dat Bosnegers geen knopen kennen en omgekeerd. En ze hebben allemaal gelijk.