Saamaka
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
De doelgroep stuurt
Ik was uitgenodigd voor een vergadering van een Niet Gouvernementele Organisatie, ofwel NGO. Er moest een begroting worden ingediend, en de importeur wilde geen prijs noemen als de klant niet eerst vertelde hoeveel KVA’s hij nodig had – een beetje flauw van hem. Ik was uitgenodigd vanwege die KVA’s, mijn kennis van het binnenland hadden ze niet nodig want daar waren ze zelf al eens geweest.
Nu ben ik een voorstander van uitgebreide analyses waarin zo veel mogelijk overwegingen worden meegenomen, want die leiden tot scherpe doelstellingen. En die leiden weer tot vaak verrassend eenvoudige oplossingen. Ik kan wel KVA’s opnoemen, 7 of 15 of 45, zeg maar wat je wilt. Dus: wat wil je? De bevolking helpen – dat is voor mij te vaag om een advies te kunnen geven, ik kan niet uitrekenen of 15 of 16 KVA’s de beste keuze is voor dat doel, daarvoor heb ik toch meer informatie nodig.
Wil je rijstbouw stimuleren? Is dat een onafhankelijk doel, of denk je door de rijstbouw te stimuleren de bevolking te helpen? Werkt dat wel? Rijstbouw op arme zandgrond is en blijft armoede, en vernielt veel bos. Of is het ter meerdere eer en glorie van de NGO zelf? Ook een nobel doel. Gaat het om vlagvertoon? Dan is een vlaggenstok effectiever dan een rijstpelmolen vol KVA´s. Of een reclamebord langs de rivier: andere NGO´s zetten hun reclameborden zelfs bij dorpen waar ze niets doen. Of wil je institutioneel versterken, geld verdienen met zo min mogelijk werk? Dan zijn zonnepanelen effectiever, die kan je gewoon in het dorp afgeven en dan 15 procent overheadkosten beuren, zonder gesjouw, zonder gezeur over fundering. Dus vertel me eerst: waarom wil je zo nodig een rijstpelmolen naar het dorp brengen?
“Om rijst te pellen”, antwoordde de penningmeester. Dat ik zo iets vanzelfsprekends niet inzag!
“De bevolking vraagt er om”, antwoordde de voorzitter, die mijn volgende vraag voor wilde zijn. “Nietwaar, Naftali?” Naftali was de vijfde vergaderaar, naast voorzitter, secretaresse, penningmeester en mij als extern technisch deskundige, omdat de commissaris die anders over zaken als KVA’s of vierkante duimen gaat een maand in Nederland was. Naftali vertegenwoordigde de doelgroep, want hij was zwart. Het zou mooier geweest zijn als hij tevens vrouw geweest was en allerarmst, maar de secretaresse was al vrouw en Naftali boerde goed. Hij was opgeleid tot vertegenwoordiger van de doelgroep, daartoe had hij trainingen gevolgd in Paramaribo en Nederland en hij had geleerd hoe hij dit soort vragen moest beantwoorden. Naftali sloot zich aan bij de vorige spreker.
Maar ik was nog niet tevreden. “Natuurlijk zeggen ze ‘ja’ als je een rijstpelmolen aanbiedt, want het buurdorp heeft van hun NGO ook een rijstpelmolen gekregen. Maar als je een grasmaaimachine had aangeboden, een belastingkantoor of een koeienmelkmachine, hadden ze daartegen net zo goed ‘ja’ gezegd.”
“Er zijn toch geen koeien in het dorp”, merkte de secretaresse op. “Nietwaar, Naftali?”
Naftali sloot zich aan bij de laatste spreker, daar had hij verstand van. De eerste twaalf jaar van zijn leven had hij in het dorp gewoond en koeien waren er niet, dat herinnert hij zich nog.
“Dat maakt niet uit, het is maar een voorbeeld. Er worden wel meer onzinnige dingen naar Saamaka gebracht. Het gaat om status. Wil deze NGO ontwikkelingsgelden besteden voor een onderlinge statusstrijd tussen dorpen, of om ontwikkeling te sturen?”
Dat laatste natuurlijk. Maar dan niet sturen, dat klinkt zo paternalistisch. Stimuleren, dat is beter. Samen in overleg en harmonie naar ontwikkeling te groeien – dat is het. Dat sturen moeten ze zelf doen, onze taak was alleen om hen de tools aan te reiken. Iedereen knikte. Dat was mooi gezegd.
“Welke tools?”, vroeg ik.
“Een rijstpelmolen” zei de voorzitter, blij dat we weer terug waren bij de agenda.
Aldus werd besloten, dat was trouwens al besloten op de vorige vergadering. De NGO gaat een rijstpelmolen naar het dorp brengen, waarop het dorp zelf beslist of ze die gaan gebruiken om de rijstbouw te stimuleren, de pindateelt, het onderwijs of de watervoorziening. Duidelijk?
Ondanks deze heldere uitleg kon ik nog steeds niets zinnigs vertellen over de KVA’s die nodig waren om dit doel te bereiken. Daarom werd besloten om net zo’n rijstpelmolen te kopen als de concurrerende NGO voor het concurrerende dorp had gekocht. Maar wel een maatje groter, natuurlijk.