Saamaka
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
RODDELS
Er zijn twee familiehoofden in het dorp. Mafian was vroeger de rijkste, want hij trekt pensioen van Suralco en Tobilë was maar een eenvoudige timmerman. Toen hielp ik Tobilë met zijn werkplaats en die werd zo rijker dan Mafian. Dus moest Mafian tonen dat hij weliswaar niet meer geld had dan Tobilë, maar wel meer macht. Alleen híj kon er voor zorgen dat elektriciteit naar het dorp kwam, niemand anders.
Toen bracht ik een generator naar het dorp. Niet voor dorpselektrificatie – dat is een zaak voor politici – maar voor de werkplaats van Tobilë. Maar toch, ik kwam aan Mafian’s machtspositie. Die vertelde dus aan iedereen die het wilde horen, en ook aan iedereen die het niet wilde horen, dat ik die generator had gestolen en daarvoor door de politie in Paramaribo werd gezocht. Drie weken later ging ik naar Paramaribo… en kwam terug. “Menno had zich daar verstopt voor de politie. Maar hij wordt gezocht. Je zult het zien. Menno kan nooit meer machines vinden, want dan wordt hij in de gevangenis gestopt.” Een paar weken later ging ik opnieuw naar Paramaribo, en kwam weer terug… met de eerste houtbewerkingmachines voor Tobilë. “Menno krijgt spullen van Nederlanders, want dat zijn allemaal dieven bij elkaar. Maar van de Surinaamse overheid krijgt hij nooit meer wat. Let op mijn woorden.” Het begon op te vallen dat Mafian er nogal eens naast zat. En wie betrapt wordt op leugens kan twee dingen doen: beschaamd stoppen of de inzet verhogen. Mafian koos voor het laatste.
Enkele weken later verdween een kindje van het dorp. Een moeder had haar baby achtergelaten onder een afdak op haar kostgrond en was rijst gaan planten. Toen ze terugkwam was de baby verdwenen, en is nooit meer teruggevonden. Sommigen denken aan een tijgerkat, anderen aan een boa constrictor, maar Mafian weet het zeker: “Het is Menno. Hij heeft de baby geroofd en opgegeten. Zie je niet dat Menno boven in zijn huis, vlak onder het dak, een gat heeft? Daardoor vliegt hij ’s nachts naar buiten, op zoek naar kindertjes om te roven en dan drinkt hij hun bloed. Menno is een vampier: een azema, ik zweer het.” Of dat geloofwaardig is of niet, dat was niet belangrijk. Het was sensationeel en iedereen in Saamaka hoorde zo dat Mafian een hekel heeft aan Menno, en daar ging het om. Kleine kinderen geloofden het verhaal en durfden niet meer langs mijn werkplaats. Ik vond dat wel rustig, want ik heb aanloop genoeg en wil tussendoor ook wel eens werken. Moeders ontdekten het nut van de zwarte piet: “Menno, deze jongen is stout en verdient straf. Wil je hem voor me opeten?” “Ja”, zeg ik dan. “Ik heb vanmorgen nog maar twee kindjes gegeten en heb nog honger.” Dan brult het stoute jongetje, zoekt bescherming bij mama en dan pleit mama: “Menno, eet hem toch maar niet op. Maar als hij de volgende keer weer de rijstpot omgooit, dan moet je hem op eten.” Het stoute jongetje kijkt me dan verwijtend aan, veilig tussen mama’s armen en pas tegen de tijd dat hij een jaar of zeven is, durft hij dichterbij te komen, maar dan wel in een veilige groep vriendjes die al eerder ontdekt heeft dat mijn beet pijnloos is. En zo heb ik er een taak bij: boeman. Bij nacht word ik azema de vampier en jaag op stoute kindertjes. Iedereen is tevreden. Mafian heeft zijn wraak en ik heb mijn rust, nou ja, een beetje. De kleintjes worden minder geslagen: dat is al heel wat waard. De groten kunnen tonen hoe dapper ze zijn en iedereen geniet van sensatie.
Roddels: ze zijn belangrijk in een kleine samenleving, maar niemand neemt ze serieus.