Saamaka
Duizenden zijn haar in ruim twee eeuwen voorgegaan, duizenden malen heeft het dorp de jongemannen moeten verzoeken om alsjeblieft die kuil te graven en is er een traditie ontstaan: zolang het graf niet klaar is, hebben de grafdelvers het dorp bij de kl…n (zegt men op straat, maar ik doe dat niet) en treedt het dorpsbestuur opzij. Dat bevalt de grafdelvers wel, dus zij doen het kalmpjes aan: het delven van het graf duurt een week, twee weken. Al die tijd kamperen zij in de grafdelvershut. Ze slapen royaal uit, eten uitgebreid, ze drinken, kletsen en dammen de hele dag en zo rond het middaguur gaan ze op hun gemak naar het graf. Daar steken ze even een schop in de grond maar niet te vaak en als ze later in de middag terugkeren roepen zij het dorp bijeen en doen uitgebreid kond van al het werk dat zij hebben verricht. Beginnelingen met macht hebben een vereenvoudigd beeld van wat leiding geven is. Men ziet dat mooi bij kleine kinderen die schooltje spelen: wie voor juf speelt wordt snibbig, haar werkopvatting bestaat uit straffen, niet uit kennis overdragen. Men ziet het ook bij beginnende politici: dik doen en brallen kunnen ze en dat zullen we horen. Dat het politieke handwerk subtiel is en bestaat uit aftasten en suggereren, dat leren ze pas later. Zo vergaat het ook de grafdelvers die ineens het dorpsbestuur in de schoot geworpen krijgen. Hun regime wordt gekenmerkt door behoeftebevrediging, machtswellust en willekeur. Hun decreten zijn ad hoc en direct: vreten, zuipen en wijven, eisen ze. Verder boetes voor overtredingen van decreten die eerst na de boeteoplegging verzonnen werden. Het is een waar schrikbewind, maar toch, in de praktijk valt het wel mee. Als ik een boete opgelegd krijg, geef ik de grafdelvers direct gelijk, beloof onmiddellijk geld te gaan halen en blijf uit de buurt tot de overtreding verjaard is, meestal binnen een paar uur. Incidenteel koop ik een fles bier en drink die in de grafdelvershut zelf mee op, gezellig keuvelend over machines en wijven. De vrouwen hebben het wat lastiger, die moeten voedsel aanslepen, en andere diensten verrichten. Maar de grafdelvershut biedt geen enkele privacy en de grafdelvers zijn buiten diensttijd schuchtere adolescenten, dus met die herendiensten valt het ook wel mee. En er is altijd hoger beroep mogelijk: wie hun decreten niet wenst te gehoorzamen, die daagt de grafdelvers uit tot een worstelwedstrijd. Wie niet sterk genoeg is kan zich in zo’n geval maar het beste direct gewonnen geven, dan is de rekening vereffend, de competanten heffen samen het glas en de boete is vergeten. Maar hoe gemoedelijk hun regime ook is, de grafdelvers zijn als kosombovliegjes in de droge tijd: niet gevaarlijk zoals de malariamuskiet maar opdringeriger, hinderlijker. Na een week of twee, als het lijk erg stinkt naast de grafdelvershut en zelf pubers genoeg krijgen van het luieren en commanderen, dan komt het graf toch nog af en volgt de begrafenis. Iedereen is opgelucht dat de dorpsoudsten de leiding weer overnemen: “geef mij maar mijn oude schoen terug” zeiden ze vroeger in Paramaribo in een vergelijkbare situatie. De dorpsoudsten glimlachen in hun vuistje, er wordt minder op hen gekankerd nu het dorp weet dat het nog veel erger kan. En de jongemannen doen zo ervaring op. Tegen de tijd dat de dorpsoudsten overlijden hebben ze in tientallen begrafenissen spelenderwijs geleerd de leiding over te nemen.