SAAMAKA
Bij de kreek, waar men drinkwater haalt, groeide een vuilnisbelt. Gewoonlijk gooit men vuilnis op de plek waar het vuilnis hoort, maar iemand nam de moeite om het te verzamelen en helemaal te brengen naar de drinkwaterbron. Ik deed navraag.
“Dat doen wij”, zei iemand trots. Zij was bestuurslid van de nieuwe vrouwenorganisatie.
“Maar waarom dan?”
“Het buurdorp krijgt waterleiding omdat hun kreek vervuild is. Wij niet, want ze vinden onze kreek te schoon. Daarom moeten we onze kreek vuil maken.”
Waar gebeurd, nu al weer een paar jaar geleden. De waterleiding is er nog niet maar de consultants zijn al langs geweest. Dus de vuilnisbelt is niet meer nodig en het vuil ligt weer overal in het dorp.
Binnenkort zal iemand in Paramaribo weer een vette ‘njan’ maken. Dorpsjongens zullen 20 srd per dag krijgen om geulen te graven en ook de vrouwenorganisatie spint er garen bij, waterleiding scoort immers in hun machtsstrijd tegen de traditionele community-leaders. Want wie door Nederlands geld gesteund wordt, is de beste bestuurder.
Ik ken tientallen soortgelijke anekdotes. Ik doe er niets mee. Ik verzamel ze en af en toe vertel ik er één. En dan wordt iedereen boos. Op mij. Dat zal nu ook wel weer gebeuren. Waar gehakt worden vallen spaanders en zo, de ‘attitude’ van het project is correct en daar gaat het om, niet dat die dure waterleiding in het buurdorp al lang niet meer werkt: de consultancy-fees zijn immers binnen. En dat maakt een rehabilitatieproject mogelijk, wat de geldstroom alleen maar duurzamer maakt. Mijn attitude is verkeerd: ik hinder de vrouwenorganisatie in hun strijd tegen de dorpsleiding en gun die aannemer zijn zeer vette winst niet.
Ja, ik ben een oude reactionair. Ik ben tegen ontwikkeling. Ik doe al dertig jaar ontwikkelingswerk maar ik weiger om me zelf ontwikkeld te gedragen. Ik vertrouw dat opgepompte rivierwater vol drollen niet, zelfs niet als het uit een pijp komt, en drink liever regenwater. Ik heb geen televisie en luister niet naar de regionale radio. Ik speel liever zelf viool en lees Lao-Tze, hoewel ik geld genoeg heb om duizend watt te kunnen kopen van de diepzinnige waarheden van Papa Touwtjie en Yellow Man.
Ik peddel de rivier over. Een ontwikkeld mens doet dat met minstens veertig pk, alleen vrouwen peddelen en vrouwen zijn achterlijk. Ik draag liever een lendendoek, net als de dorpsoudsten en Gandhi, en geen merkkleding zoals Lonnie en Boutje en die andere hoogontwikkelde dorpsjongens die het zo goed doen in de marihuana en gestolen bromfietsen. Ik houd mijn eigen broek op en bedel niet bij hulporganisaties, zoals een ontwikkeld ontwikkelingswerker doet.
Ja, ik beken schuld, waarom zou ik niet? Zolang niemand me vertelt wat dat woord ‘ontwikkeling’ betekent, kan ik net zo goed tegen zijn als voor. Aan de vruchten kent men de boom en misschien betekent ‘ontwikkeling’ niets anders dan zonnepanelen, stinkende beerputten midden in het dorp, diefstal en corruptie en datgene wat de Engelsen squalor noemen.
Squalor: er is geen Nederlandstalig woord voor. Het betekent het verschil tussen een onontwikkeld bosnegerdorpje en de Ramgoelamweg. Ga daar maar eens kijken, want dat is precies wat men in Saamaka ontwikkeling noemt: een krot in een criminelenbuurt, liefst met een autowrak op het erf en een lattenbord dat trots meldt dat dit mogelijk gemaakt is door een of ander Community Development Project.
Als de mensen dat willen, waarom niet? Nederland is bereid om miljoenen te geven voor dit soort ontwikkeling, en de NGO’s en consultancybureaus zijn bereid om die miljoenen op te maken. Dus is iedereen tevreden. Ik ook, ik doe alleen niet mee. Als weer zo’n delegatie zwemvestdragers in het dorp komt, ga ik wel even het bos in tot ze weg zijn. Ik bemoei me liever met die paar anti-ontwikkelingsgezinde reactionairen in het dorp die er zich beijveren om hun eigen gezin te eten te geven, zonder daarvoor te hoeven bedelen en stelen.