SAMAAKA
Machinefundering
In het dorpje B-. is de nieuwe rijstpelmolen stuk en ze vragen mij om er naar te kijken.
Vroeger, toen ik nog les gaf, tekende ik zulke ontwerpen ook wel eens, maar dan met onderschrift ‘zoek de tien fouten’. Dat gaf me een boosaardig soort plezier. Ik dacht eerst dat zulke tekeningen hun eigen leven gaan leiden, zonder onderschrift dus, en dan terecht komen bij de NGO-wereld. Maar daarvoor gebeurt het toch te vaak.
Maar hoe is het mogelijk dat Saamaka vol staat met knutselwerkjes waar de knulligheid van af straalt? Ik kan maar een verklaring vinden: de Willy Wortels die door de industrie worden uitgelachen slijten hun uitvindingen aan de ontwikkelingshulp, want daar zijn de armen van geest zalig. Voor wie het nog niet wist: ontwerpen is een vak dat onderwezen wordt op de ingenieursschool en niet iedereen die een gelikt projectdossier kan schrijven heeft dat vak onder de knie.
Maar daar gaat het nu niet om, en ook niet om de zin van rijstpelmolens in Saamaka. Dat zijn gepasseerde stations, want het projectdossier is al goedgekeurd en gefinancierd als vrouwenproject en kritiek op zin en deugdelijkheid van vrouwenprojecten is politiek incorrect. Deze rijstpelmolen staat hier nu, is kapot en Kanu vraagt mijn hulp.
“Welke idioot heeft dit gebouwd?”
“Ik”, antwoordt Kanu, schuldbewust. En hij beantwoordt gelijk maar mijn volgende vraag voordat ik die stel. “Die meneer van de Stichting zei dat het zo moest.”
Kanu is een goede bouwmeester en ik heb veel beter werk van hem gezien. Maar nu is hij de vrouwenorganisatie in het dorp. De vrouwelijke vrouwen zijn er al lang uit. Die vrouwenorganisatie was ad-hoc opgericht voor het projectdossier, dat heeft een gratis rijstpelmolen opgeleverd en de bedoeling is dat die zichzelf bedruipt. Het idee is aardig, maar als de zaak binnen een maand al in elkaar zakt werkt het toch niet.
“Dit uitbreken, van hier tot hier, stalen balk hier om de reactiekracht op te vangen. Dit is torsiebelasting. Waarom is dat van gietijzer?”
“Die meneer van de Stichting …”
“Acht millimeter gietijzer. Voor een eencylindermotor over een idioot lange drijfriem die dus slaat … hoeveel PK is dat ding?”
“Twintig. Maar het is een Chinese motor.” Dat laatste als verdediging: een Chinese motor zal wellicht niet zo veel kracht geven als een echte motor. Arme Kanu, hij denkt dat ik hem uitkaffer. Maar ik weet wel dat een meneer van een Stichting nooit Kanu’s vakkennis zal gebruiken.
“Wat voor cement?”
“Een op vijf.” Dat is de speciale mix voor overheidsprojecten.
“Wapening?”
“Geen.” Natuurlijk, wapening is uit het zicht.
“Uitbreken dus.”
Kanu knikt, en zegt somber: “Dat gaat geld kosten.”
“Hoeveel is er in kas?”
“Niets. We hebben maar drie zakken rijst gepeld, en toen brak die steun af.”
“En de Stichting?”
“Niets meer van gehoord, sedert de oplevering.”
Zo gaat dat inderdaad. Garantie tot de poort is standaard clausule bij duurzame ontwikkeling. “Bel ze op.”
“Menno, je kent die mensen toch ook. Het project is afgerond. We hebben in de krant gestaan. Hij is klaar met ons.”
“Geen wapening en Chinees gietijzer. Hij heeft zijn winst binnen en nu moet ik gratis zijn rommel repareren.”
Kanu heeft daar geen antwoord op.
“Kanu, laat dat beton maar zitten. Misschien leeft het wel langer dan die Chinese motor. Dat gietijzer ga ik niet lassen, dat breekt direct weer. Ik zal een stalen motorwieg voor je maken. Maar dan moet je me een ding beloven: als die meneer van de Stichting ineens terugkomt met een Hollander, zeg dan dat de constructie niet deugt.” Want ik heb geen zin om straks gratis vijftig motorwiegen te lassen, nadat de donor geconstateerd heeft dat het pilotproject is geslaagd en grootschalige implementatie volgt.
Kanu belooft het.
Maar we weten beiden dat het niet zal helpen. Kanu spreekt geen Nederlands, de meneer van de Stichting zal Kanu’s opmerking wel voor de inspecterende donor vertalen.
Tekst & Beeld: Menno Marrenga