Samenspel: een bundel sentimenten
Al stap je zo vaak in het vliegtuig, je verlaat Suriname nooit helemaal. Ook andersom weigert het land stellig zijn plek in je gedachten op te geven. In Samenspel, een boekje vol verhalen en gedichten, vingen Lydia en Orlando Emanuels hun herinneringen aan het land van hun jeugd.
‘Herinneringen zijn niet alleen als schuwe vogels, voor mij zijn het ook flarden…’ Zo begint de eerste zin van het korte verhaal ‘Flarden’ van Lydia Emanuels in het boekje Samenspel. Het is een heimelijke verwijzing naar de legendarische openingszin van De Stille Plantage van Albert Helman. Hij schreef: ‘Herinneringen zijn als schuwe vogels die fladderen van dak tot dak, die nauwelijks de toppen raken en weer zweven in de lucht.’
Alleen Helman-lezers herkennen dit. Lydia zelf zit daar niet zo mee. “Ach wat maakt het uit? Suriname-kenners weten heus wel waar het over gaat en voor de leek is het maar één zin.” Een beetje gewaagd is het natuurlijk wel, maar dat is toegestaan in een charmant boekje over herinneringen aan Suriname. Want dat gaat altijd weer gepaard met heimwee en zuchten. Kan ook niet anders. Surinamers keren hun hele leven terug naar Suriname. Hetzij met het vliegtuig, hetzij in hun hoofd. Om lief te hebben, om naar te verlangen, om op te schelden. Suriname, het laat je nooit, nooit los. Ook al ben je 76 en woon je het grootste deel van je leven in Nederland. Het overkomt Lydia nog dagelijks. Heeft dat te maken met het gure weer, de sombere, koude motregens en de striemende wind tegen de ramen van haar appartement op zes hoog? Nee, het is een levenslang dilemma.
“Ik ben elf keer teruggekeerd naar Suriname, serieus om er te blijven en evenzoveel keren stond ik weer op Schiphol.”
Ze kan het zelf ook niet goed verklaren. Schrijver en journalist Rudi Kross heeft het drama van de op drift geraakte Surinaamse migrant ooit treffend uitgedrukt: “Surinamers wonen in een mandje boven de oceaan.” Lydia is het daar mee eens. Kross was een goede vriend van haar. Hij overleed in 2002. In de onstuimige maanden na de coup in 1980 deed zij met Kross en Radjinder Khargi de Suriname-uitzendingen van de Wereldomroep. Dat radiowerk heeft haar betrokkenheid bij Suriname alleen maar groter gemaakt.
LEF
En nu is er dus Samenspel. Een boekje vol verhalen en gedichten. Maar niet zomaar. De opbrengst gaat naar de stichting Lydia Emanuels Foundation (LEF), die financiële hulp verleent aan alleenstaande arme senioren in Suriname. Bijvoorbeeld voor medische hulpmiddelen, of voor kleine reparaties aan het huis. LEF is opgericht op 8 april 2011, op Lydia’s verjaardag. Het bestuur zetelt in Nederland, in Suriname is er een werkgroep die zorgt dat het geld goed terechtkomt.
Een stichting die hulp geeft aan Surinaamse oudjes. Is dat nog wel van deze tijd? “Natuurlijk! Nu meer dan ooit. Ik ga altijd op familiebezoek in Suriname. Dan ga ik ook naar bejaardeninstellingen. Ik bezoek mensen met de juiste contacten. Dan zie je dat er ontzettend veel gedaan kan worden.” Nu meer dan vroeger? “Ja, ik denk van wel. Vroeger was er veel meer veiligheid. Natuurlijk, de liefde is er nog, de warmte. Maar het wordt harder. ‘Kom bij mij wonen’, is er niet meer bij. Niet de banden van lobi, maar van het samen optrekken zijn minder geworden.”
Samenspel telt 84 pagina’s en op de titelpagina wordt omstandig uitgelegd waarom het boekje zo heet. Samenspel tussen oud en nieuw, tussen Suriname en Nederland, maar ook: samenspel tussen broer en zus. Lydia stelde het samen met haar broer Orlando, die al eerder publiceerde als dichter en verhalenschrijver. Zijn verhaal ‘Het merkteken’ kreeg in 1995 de eerste prijs in de verhalenwedstrijd van de Ware Tijd ter gelegenheid van de vierhonderdste literaire bijlage. En in 2010 werd de nu 84-jarige Orlando Emanuels uitgeroepen tot kinderboekenschrijver van het jaar.
Maar, al ben je dan broer en zus, een gemakkelijke bevalling is Samenspel zeker niet geweest. De twee hebben elkaar flink de maat genomen. “Nou en of”, zegt ze lachend. “Vorig jaar januari zijn Orlando en ik naar Saramacca gegaan, bij onze oudste zus thuis. We zijn flink tegen elkaar tekeer gegaan. Dit was niet goed, dat was niet goed. Maar op een gegeven ogenblik sloeg mijn zus keihard met haar hand op tafel en riep ‘zo, en nu is het uit!’ We keken elkaar aan en moesten vreselijk lachen. Heerlijk, we waren weer helemaal thuis.”
De meeste verhalen en gedichten grijpen terug naar de prille jeugd van Lydia en Orlando, die opgroeiden aan de Gonggrijpstraat, vlakbij de oude Gravenstraat – nu Henck Arronstraat. Toch is Samenspel geen familiekroniek geworden. Alles staat op zichzelf. “We wilden gewoon iets van Suriname erin hebben. De smaak van het land. De Hollander heeft er misschien niet zo veel aan. Behalve Sranan bevat het ook Surinaams Nederlands. Je moet het wel kennen. Het is voor de Surinaamse markt en voor de Surinamers in Nederland.”
Hoorspeltekst
‘Orlando is schrijver, ik ben dat niet’, schrijft Lydia in het voorwoord. “Ik ben en blijf in eerste instantie radiovrouw.” Ze vindt zichzelf meer een hoorspelschrijver. Het laatste verhaal in Samenspel, Wan pisi fu grontapu, heeft dan ook iets weg van een hoorspeltekst. Toch is haar literaire bescheidenheid niet helemaal terecht. Ze heeft wel degelijk geschreven, al is dat meer op het essayistische vlak: ‘100 jaar H.J. de Vrie’s, ‘Lesbische en zwarte migrantenvrouwen zoeken hun eigen weg’ en ‘Wie verstaat mij ‘echt’?’, waarin Amsterdamse vrouwen aan het woord komen. Literaire hoogstandjes schrijft ze graag op conto van haar broer Orlando. Jammer trouwens dat zijn spookverhaal ‘Vreemde ontmoetingen in Paramaribo’ niet in de bundel is opgenomen. Dat is bij uitstek een verhaal van vroeger, zoals oma dat vertelde aan de keukentafel, bij flakkerend kaarslicht met onbestemde schaduwen op de muur. Kinderen zijn er dol op. Geesten bij de brug over de Sommelsdijckkreek en kettinggerammel bij Spanhoek; geesten blijven daar nu liever weg want de fontein staat droog en ligt vol rommel. Misschien daarom hoort ook ‘Vreemde ontmoetingen in Paramaribo’ in deze bundel thuis.
Bij het boekje hoort een cd, met daarop een hoorspel en twee gelezen verhalen. Alles geschreven door Lydia. Dat heeft ze trouwens wel eens eerder gedaan. Met de populaire hoorspelserie Linda’s eerste liefde bijvoorbeeld, waarin onder anderen Wilfred Lionarons optrad, was haar naam als hoorspelschrijver voor goed gevestigd. In Samenspel heet haar hoorspel ‘En men noemt Hem Vredevorst’. Het gaat over de twee geliefden Joan en Ricardo in het Suriname van de jaren vijftig. Dat tijdsbesef is erg aanwezig als plotseling de Stichting Machinale Landbouw in Wageningen voorbij komt als mogelijke werkgever voor Ricardo, die voor hem en zijn zwangere vriendin een glorieuze toekomst ziet in het zonnige rijstdistrict. Maar we weten intussen dat de verlossing al lang niet meer uit Wageningen komt. Ricardo zou anno 2012 vreselijk door de mand vallen, als hij zijn vriendin daarmee gerust wil stellen.
De gedateerdheid van het hoorspel verklaart ook het plechtstatige taalgebruik. Zelfs eenvoudige mensen spraken toen een beetje de taal van Kanaän. “In die tijd werd er echt zo gesproken”, legt Lydia uit. “Als mijn vader z’n vrienden tegenkwam, was het ‘dag amice’. Nee, Suriname is niet meer wat het was.” Ze kijkt dromerig voor zich uit. “Als je vroeger door de Domineestraat liep, dan zag je allerlei mensen van jouw generatie. Maar nu? De mensen zijn veranderd; veel mensen van buiten. Dat draagt ook een beetje bij aan het gevoel van vervreemding. Ach, Suriname verandert, daar ontkomen wij niet aan”
Samenspel is dus een boekje van heimwee en verlangen. In de maand december doet dat extra pijn. In twee speciale hoofdstukken, wordt dat er nog eens extra ingewreven. ‘Decembermaand Orlando’ en ‘Decembermaand Lydia’ bevatten vijf verhalen, waaronder het eerder genoemde ‘Wan Pisi Fu Grontapu’. Merkwaardig genoeg is haar gedicht ‘08121982’ opgenomen in een apart hoofdstukje ‘Poëzie Lydia’. Daarom doet de titel in eerste instantie denken aan een telefoonnummer. Maar
“..M’e hor’ yu in mi ati fa fos’ten yu ben tan
Na gowtu memre disi m’e kibri, mi Sranan ..”
als je verder leest, weet je wel beter.
De wonden van de Decembermoorden zijn ook bij haar nog lang niet geheeld. “Het is het grootste gat dat ooit in mijn leven geslagen is. Het absolute dieptepunt. Ik was toen in Nederland. Ik zie het nog voor me als de dag van gisteren. Op een promotie van een vriend werd ik plotseling verschrikkelijk naar. Alsof ik ziek was. Ik wilde alleen maar naar huis. Toen ik thuis kwam, kreeg ik het telefoontje.”
Surinamers in Nederland krijgen wel eens het verwijt dat ze zich drukker maken over 8 december dan in Suriname. “Hoe kun je het achterlaten, als het niet is afgesloten?”, zegt ze verontwaardigd. “Bovendien, ik woon niet daar, dus hoef ik me niet te conformeren. Natuurlijk kijken we hier met andere ogen naar het land.”
Proza, poëzie en humor, dat zijn zo’n beetje de ingrediënten van Samenspel. Orlando heeft zich hier naar hartenlust kunnen uitleven. Zijn Surinaamse humor is zacht en vriendelijk. De roddelende vrouwen in ‘Mofo radio’ spreken de taal van het volk. In dit lied is Suriname nog geen spat veranderd.
“… A pikin motyo fu sey wan minister e sorgu
no wan san a né bai: na borgu a’e borgu
en ketin a no gowtu neks, na dublé!…”
Maar ook Orlando ontkomt niet aan de pijn van die duivelse diaspora. Hij ziet Surinamers al decennia vertrekken naar het beloofde land. Ze komen altijd terug, zeker. Maar wat brengen ze dan mee? De laatste zin in het gedicht Straks als je gaat klinkt als een waarschuwing:
“… m’e begi you”
no drai yu baka gi na doti
yu yeye a no dotbaka prisiri
waka safri
te y’e bari adyosi tan bun”
“…wat ik je smeek “
ga in vrede
bezoedel je niet
straks
als je gaat”