Oud-ambassadeur Schelto baron van Heemstra
‘Suriname was mijn mooiste post’
Schelto baron van Heemstra was van 1994 tot 1998 de Nederlandse ambassadeur in Suriname. Zijn vrouw, Godeke, was actief in het culturele leven van Paramaribo. Ze kijken samen terug op deze periode, vanuit Den Haag, hun tegenwoordige woonplaats.
Schelto en zijn vrouw Godeke waren graag geziene gasten in Paramaribo, er was een gezellig glaasje met ze te drinken en ze hadden een oprechte, zichtbare interesse voor het land. Hoewel het geruime tijd geleden is dat ze hier woonden, zijn ze de Suriname nog niet vergeten. Al was het maar vanwege het verhaal over de klok. Anil Ramdas schrijft erover in Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle uit 2009: ‘In Suriname was bij wet geregeld dat de officiële tijd van het land werd bepaald door de klok van de toren van het ministerie van Financiën. Maar die klok stond in de jaren negentig maandenlang stil, op de symbolische tijd van vijf voor twaalf. Schelto baron van Heemstra, toen ambassadeur van Nederland in Paramaribo en toevallig ook een verwoed klokkenmaker, klom de toren in en zag dat de raderwieltjes alleen maar geolied moesten worden. De Nederlandse ambassadeur wendde zich daarop tot president Venetiaan met het aanbod om de klok van de toren van Financiën drie keer per week te oliën en op te winden. Waarop Venetiaan zei: Nee, dank u, we willen niet dat Nederland weer uitmaakt hoe laat het is in Suriname.’
Water
De voormalig ambassadeur blikt terug. “Voor de relatie Nederland- Suriname was de tijd dat we hier zaten, van 1994 tot 1998, een vrij rustige periode. Hans van Mierlo was minister van Buitenlandse Zaken en die was gek op Suriname. Ik heb twee presidenten meegemaakt: Venetiaan en Wijdenbosch. Venetiaan straalde een diep wantrouwen uit tegenover alles wat uit Nederland kwam. In 1995 heb ik hem wel even uit zijn rol zien vallen. Michiel van Kempen presenteerde het grote boek dat hij over de Surinaamse literatuur heeft geschreven en Van Mierlo zou het eerste exemplaar aan Venetiaan overhandigen. In zijn toespraak las Van Mierlo het gedicht van Venetiaan voor uit het boek van Van Kempen. Venetiaan was zichtbaar ontroerd, het was een van de weinige momenten van verbroedering. Die oude koloniale verhoudingen speelden altijd wel een rol. De eerste ervaring met Venetiaan was op Koninginnedag 1995. In zijn speech omschreef Venetiaan overeenkomsten met Nederland ‘als in water geschreven’. Later bleek dat hij de dichter Guido Gezelle aanhaalde, op wiens werk hij zeer gesteld was. Leuk vond ik het natuurlijk niet. De volgende dag ben ik naar zijn kantoor gegaan en hebben we het uitgesproken. Maar warm is onze relatie niet geworden.”
Bouterse mijden
“Nog minder met Wijdenbosch overigens, vooral vanwege zijn innige relatie met Bouterse. Die laatste heb ik altijd zo veel mogelijk proberen te mijden. Eén keer had ik wat dit betreft een pijnlijke ervaring toen ik op een receptie per toeval min of meer in de armen van Bouterse liep. En natuurlijk waren er fotografen bij. Ik heb heel wat moeten uitleggen. De lijfwachten van Bouterse hebben ons meer dan eens proberen te hinderen. Als we een boottochtje maakten, scheurden ze rakelings langs en maakten schietbewegingen, nogal intimiderend vonden we dat. “Ik ben in 1941 geboren, ik was het oudste kind, vervolgens kwamen er twee zusjes en twee broers. Mijn vader was diplomaat, ambassadeur. Het was helemaal niet voor de hand liggend dat ik in zijn voetsporen zou treden, we hadden hiervoor geen van allen een buitengewone belangstelling. Misschien met uitzondering van mijn jongste broer, die overigens wel in het buitenland terecht is gekomen, maar dan in het bedrijfsleven. Toen ik vijf was, in 1946, woonden we in Guatemala, waar een revolutie uitbrak. Ik zie mijn moeder nog, met een Nederlandse vlag zwaaiend, de strijdende partijen uit onze tuin jagen, immers Nederlands territorium! We zijn toen naar New York verhuisd waar mijn vader ambassadesecretaris werd. “In 1952 belandden we in Madrid, mijn vader was daar ‘tweede man’, zoals dat genoemd werd. Een jaar later werd ik naar Nederland gestuurd om naar school te gaan. Ik woonde eerst bij een familie in Arnhem, daarna bij mijn grootouders. Na een periode São Paulo, waar mijn vader consul-generaal was geworden, heb ik in Hilversum eindexamen gedaan en ben in Utrecht rechten gaan studeren. Inmiddels was ik (in 1965) getrouwd en in militaire dienst (cavalerie) geweest. In Harderwijk had ik Russisch geleerd en werd ik gevraagd voor het bekende klasje van Buitenlandse Zaken, waar een man of tien, vijftien in anderhalf jaar werd klaargestoomd voor de buitenlandse dienst. Dat was in 1968.”
Adel
De familie Van Heemstra is van adel, Schelto is baron. Heeft hij daar in zijn jeugd, in zijn loopbaan profijt van gehad of misschien juist last? “In mijn jeugd werd me voorgehouden dat ik me netjes moest gedragen, maar dat is natuurlijk niet voorbehouden aan adellijke families. Wel gold het principe ‘noblesse oblige’, adel verplicht, dat telde bij mijn streng gereformeerde grootouders waarschijnlijk nog sterker dan bij mijn ouders. Verder merkte ik er niet veel van, school- en buurtvriendjes spraken me er niet op aan en ik werd ook nooit baron genoemd. In mijn werk heb ik soms gemerkt, bijvoorbeeld in Madrid, dat ik er een zeker voordeel van had. Wat wel zo was: in mijn tijd waren er opmerkelijk veel mannen met een adellijke afkomst in de buitenlandse dienst. Het zou kunnen dat men in die kringen wat meer keek naar het buitenland, in veel van die gezinnen werd Frans of Engels gesproken, mijn grootouders spraken Frans met elkaar. Men had misschien een wat bredere horizon dan anderen. Met die grote deelname van adel aan de diplomatieke dienst is trouwens in de jaren zestig drastisch gebroken, men vond dat die een zo getrouw mogelijke afspiegeling van de Nederlandse samenleving moest zijn – en daar valt ook wel wat voor te zeggen natuurlijk. “Mijn eerste post was Joegoslavië. Voordat ik uit Belgrado wegging, hebben mijn vader, die er ambassadeur werd, en ik daar nog een klein jaar samengewerkt, een unicum in de dienst. Met vrouw en drie kinderen vertrok ik naar Trinidad. Daar overkwam ons iets heel onaangenaams: mijn vrouw werd door een binnendringer aangerand. De dader zagen we kort na de rechtszaak alweer rondlopen. We voelden ons niet veilig meer. De volgende post werd Londen, waar mijn huwelijk op de klippen liep, in 1979 zijn we gescheiden. Na een tijdje in Den Haag gewerkt te hebben, bij veiligheidszaken van de Navo, kwam ik weer in Joegoslavië terecht, daarna Wenen, Saoedi-Arabië en, in 1982, in Madrid. Daar heb ik mijn huidige vrouw, Godeke Donner, leren kennen. Zij had een jaar ervoor het klasje van Buitenlandse Zaken gedaan en was in Madrid hoofd Culturele Zaken geworden, ik was daar ‘tweede man’. In 1985 zijn we getrouwd. In 1986 betrok ik mijn eerste ambassadeurspost, in Zambia, in 1990 gevolgd door Argentinië.”
Paramaribo
En toen kwam in 1994 Suriname op hun pad. Godeke: “Aanvankelijk lag dit ver buiten onze horizon. Al was er dan al eens een Van Heemstra gouverneur van Suriname geweest (1921-1928), hij was de neef van Schelto’s grootvader. Om je een voorbeeld te geven van onze aanvankelijke onbekendheid met Suriname: ik ging direct naar een gerenommeerd taleninstituut in Amsterdam, want ik wilde zo snel mogelijk Papiaments leren. Ik was in de veronderstelling dat dat in Suriname gesproken werd. Overigens hebben we wel de gelegenheid gehad om ons goed op Suriname voor te bereiden, in die tijd was er nog een afdeling die een programma voor je organiseerde, met bezoeken aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen, bedrijven, culturele instellingen.” Schelto: “De eerste maanden hebben we in hotel Torarica gewoond. Heel ongebruikelijk, maar de ambtswoning werd verbouwd. Iedereen kwam daar langs, we raakten al snel ingeburgerd. En er waren op de ambassade ook veel mensen met kennis van zaken en veel relaties, het is natuurlijk ook een betrekkelijk kleine samenleving. Binnen drie maanden voelden we ons als een vis in het water.” Godeke wierp zich met groot enthousiasme op het culturele leven in Paramaribo. “Ik had literatuurwetenschap gestudeerd en ging nu literatuur behandelen in de opleiding MO B Nederlands, waar Els Moor een centrale rol speelde. Samen met haar en Joan Vaseur stelden we ook een handleiding Nederlands samen voor de middelbare school, Fa yu e tron leisibakru. Verder presenteerde ik een radioprogramma waarin ik onder andere aandacht vroeg voor nieuwe boeken en schreef ik recensies voor de befaamde literaire pagina van de Ware Tijd.’ Schelto: “Het officiële afscheid van Suriname in 1998 was destijds nogal koel, werd ik ambassadeur in Indonesië en daarna, in 2003, in Madrid, mijn laatste post. En daarmee – ik had Godeke immers in Madrid leren kennen – werd de cirkel min of meer gesloten.
Zeer kritisch
“Terugkijkend is onze tijd in Paramaribo de fijnste geweest, met prettig werk en fijne mensen, die het natuurlijk lang niet altijd met me eens waren en zeer kritisch keken naar Nederland. In vergelijking met andere posten had ik een andere positie, vanwege de geschiedenis tussen beide landen. Het was ook wel moeilijk, maar de mensen zijn direct, hun hart ligt op de tong, je kon het altijd uitspreken. Ik heb uit die tijd ook nog goede herinneringen aan de bouw van de nieuwe kanselarij aan de Rooseveltkade, ontworpen door Lucien Lafour en aan de verbouwing van Fort Zeelandia tot museum, met Laddy van Putten. En het was natuurlijk ook voor Godeke een mooie periode door het werk dat ze boeiend vond. “We zouden dan ook graag weer eens teruggaan, maar gevoelsmatig kan ik dat niet, zolang Bouterse aan de macht is…” Godeke: “Maar als we daarop wachten, komen we er misschien nooit meer…”