Schorriemorrie
Laat ik er geen doekjes om winden: in mijn jongensjaren ben ik werkzaam geweest voor het Vaticaan. Als achtjarige misdienaar in een middelgrote parochie had ik weliswaar geen leidende functie binnen de rooms-katholieke kerk, maar ik verrichtte mijn werk vol inzet en overtuiging. Vooral het wierookvat hanteerde ik met groot enthousiasme. Als ik naast de pastoor door het gangpad van de kerk schreed, hoorde ik links en rechts achter mij een astmatisch gepiep en gehijg uit de kerkbanken opklinken. Dat beschouwde ik als een gunstig teken. Ik vond: geen halve maatregelen in het eerbetoon aan de Heer.
Inmiddels heb ik toch wat spijt gekregen van mijn kerkelijk dienstverband. Uit het groeiende aantal onrustbarende berichten in de media begrijp ik dat het een godswonder mag heten dat ik ongeschonden door deze periode ben heengekomen. Onze pastoor was een vriendelijke en eerzame man, die van mij uitsluitend tijdens de mis volledige dienstbaarheid verwachtte. Uit alle verhalen over seksueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk blijkt dat hij in dat opzicht een buitenbeentje was. De anderen gun ik de hel zoals zij die de gelovigen voorspiegelden: onaangenaam en eindeloos.
Terwijl ik dit schrijf, ben ik op Curaçao, waar een standbeeld van Louis Doedel wordt onthuld. Ongetwijfeld kent u het verhaal van Doedel: Surinaams vakbondsman van het eerste uur, kampioen van de arbeidersklasse in de jaren dertig, pain in the ass van de gevestigde orde en om die reden eerst verbannen door het koloniaal gezag op Curaçao en daarna door het gouvernement van Suriname in een psychiatrische kliniek opgeborgen, waar hij uiteindelijk meer dan veertig jaar zou verblijven om er als eem geknakt mens te vertrekken. Het standbeeld is een belangrijk statement: wij kennen het onrecht dat Louis Doedel is aangedaan en wij zullen dat niet vergeten.
Het standbeeld, gemaakt door de Curaçaose kunstenaar Patrick Mezas, heeft een plekje gekregen naast de begraafplaats Kolebra Bèrdè, vlakbij het monument voor de vijftien Chinese arbeiders van Shell die in de jaren veertig tijdens een staking door de oproerpolitie werden gedood; nog zo’n vergeten geschiedenis. De stoffelijke resten van deze mannen liggen ook begraven op Kolebra Bèrdè, en dat is geen toeval. Kolebra Bèrdè, bijgenaamd de varkensstal, was van oudsher de begraafplaats voor de zondaars: de ongelovigen, de overspeligen, de zelfmoordenaars en het andere schorriemorrie.
Het duurde tot in de jaren tachtig tot de rooms-katholieke kerk op Curaçao de toenmalige bisschop Luis Secco, zijn zegen wenste uit te spreken over de begraafplaats. Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen. Maar tegelijkertijd vraag je je af waar een kerk – die er klaarblijkelijk een sport van maakt om op grote schaal kinderen te misbruiken – het lef vandaan haalde om ongelovigen, overspeligen, zelfmoordenaars en anderen voor hun laatste rust te verwijzen naar de ongezegende varkensstal.
Nu ja, dat is allemaal voorbij. Louis Doedel krijgt zijn standbeeld naast Kolebra Bèrdè. Dat is gelukkig ook een kenmerk van de geschiedenis: dat het recht uiteindelijk zal zegevieren, ook al duurt het soms lang. Wie een halve eeuw geleden door het gouvernement of de kerk tot vijand werd uitgeroepen, maakt uiteindelijk een goede kans postuum te worden gerehabiliteerd. Sommigen krijgen zelfs een standbeeld, op Kolebra Bèrdè, voormalige varkensstal maar inmiddels uitgegroeid tot een morele A-lokatie.
Columnist Patrick Meershoek is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool