Seks mag kennelijk niet lekker zijn
In het laatste jaar van zijn studie was Ruben del Prado (51) arts in Djumu. Eenmaal afgestudeerd werd hij directeur van het Nationaal Aids Programma in Suriname. In 1999 trok UNAIDS hem aan als adviseur van het regionaal UNAIDS-kantoor in Port of Spain. Vierentwintig landen en deelgebieden vielen onder zijn verantwoordelijkheid. In 2002 werd hij UNAIDS-Country Coördinator in Oeganda. Van daaruit ging hij als Deputy Country Coördinator naar India, het land met het grootste absolute aantal hiv-geïnfecteerden ter wereld. Aids wás zijn ding begin jaren negentig en aids is zijn ding nu.
Als we Ruben de eerste keer ontmoeten, is hij gestoken in een groen operatiehemd en bedraad. Hij loopt zenuwachtig heen en weer. De draden registreren het kloppen van zijn hart. Zo kan men nagaan of het daar nog goed mee gaat. In het kleine appartement, aangebouwd aan de achterkant van zijn huis, maakt hij naar believen koffie en thee, ontvangt en passant twee vriendinnen, wijst aan hoe hij zijn muur beschilderd wil hebben en in welke kleuren en deelt appeltjes uit. De bedrading raakt, geen wonder, al doende los. Dan maar wat eerder naar het ziekenhuis. Een tweede ontmoeting past precies op die ene dag tussen terugkomst van vakantie uit India en vertrek naar zijn standplaats Georgetown. Eén dag is hij thuis. Aan de verbouwing van zijn huis is twee maanden niets gedaan. Het moet nu, nu, nu, klaar. Vandaag!
Momenteel is hij coördinator voor Suriname en Guyana. “Aids, als je het niet honderd procent zeker weet, moet je gaan testen. Een heleboel mensen zijn zich er niet van bewust dat ze het hebben. Daar word ik zó verdrietig van. Vanwege die discriminatie die toch nog bestaat durven mensen zich nog niet te laten testen. Terwijl de hulp gratis is. Wat preventie betreft: beslissingen worden soms genomen in enkele seconden. Een vriend van me komt een keer naar het Nationaal Aids Programma, NAP. Hij zegt: ‘Ruben, ik heb hiv en ik weet precies waar en wanneer ik het heb gekregen. Ik heb seks gehad tussen vier uur en half vijf op donderdagmiddag. En ik was zo met seks bezig, ik dacht, ach het zal zo’n vaart niet lopen. Mijn bed is hier, en daar is mijn klerenkast. Daar liggen condooms. Drie passen van mijn bed naar de kast en ik denk, ach laat maar!’
“Ik vergeet dat nooit meer. Niemand praat erover dat seks lekker is, dat mag niet. Nee, stóp dit en stóp dat! We gaan eventjes je gedrag veranderen, postertje maken, foldertje. Het toont dat je geen enkel respect hebt voor mensen hun gedrag, voor het recht van mensen om risico’s te nemen. Mensen zitten niet zo in elkaar. Je moet dingen doen die praktisch zijn, dingen die werken. Jonge mensen zijn seksueel actief, ze lachen ons…, nee, ze hebben niet eens de tijd om ons uit te lachen. Ze hebben seks, ze hebben seks voor de zondagsschool, na de zondagsschool, ze hebben seks tijdens de zondagsschool. Wij hebben seks, omdat we seksuele organismen zijn.”
Condoom
Zijn eigen visie heeft hij onlangs bij de herziening van het Nationaal Strategisch Plan voor een multisectorale aanpak van hiv in Suriname aldus onder woorden gebracht: “Er is genoeg geld. En als er geld is, moet je gaan voor je doel. Ga naar de persoon, die op dat moment dringend een condoom nodig heeft. Als je kan zorgen dat een persoon een condoom heeft, op de tijd en de plek waar hij die nodig heeft en als je kan zorgen dat een persoon weet dat die ‘nee’ kan zeggen en dat ‘nee’ wordt gerespecteerd, heb je al 80 tot 95% van de infecties in Suriname kunnen stoppen.
“Ik heb ook problemen met het werk in Suriname en ik ga het zéggen. Veel te behoudend, weinig ambitie voor verandering. Ik raak steeds teleurgesteld. ‘Hori fasti sa yu abi’, ik word er gék van! Al werkt het niet, láát het zo blijven, want het ís nu eenmaal zo. Ik denk dat van alles waar ik last van heb, dit het ergste is. Het is hier zelfs op muziek gezet: Hori fasti sa yu abi, meki moro bribi kon. Wat niet werkt moet je lóslaten. Het gaat om de gezondheidszorg voor mensen. “Ik vergeet het nooit, ik loop een keer de Europese Unie binnen, en ik zie daar vier grafiekjes, van vier verschillende jaren met drie kolommen, een blauwe, een rode en een groene. Die blauwe kolom gaf aan wat de Europese Unie aan Suriname had toegezegd aan gelden. De rode kolom gaf aan wat was overgemaakt, dat was niet eens een kwart van wat was toegezegd. En er was een groen flintertje van nog geen millimeter, en dat gaf aan wat geïmplementeerd was. Dan kijk ik naar de aidsbudgetten, ook voor Suriname, en dan krijg ik aan het eind van deze periode plotseling een bericht: ‘óóh we hebben geld over, maar je moet het wél deze maand gebruiken’. Vroeger bij het BOG precies hetzelfde, daar kon je nooit een potlood krijgen, maar aan het einde van het jaar kreeg je opeens een bericht: ‘óóh we hebben duizenden guldens over, maar je moet het wél deze week gebruiken’.”
Laksheid
Toen Del Prado begin jaren negentig begon bij het NAP, deed men daar een klein project en als dat werkte, dan deed men het grootschalig. “Ik zei altijd: als je in een klein land als Suriname ervan overtuigd bent dat het gaat werken, doe het dan!” De afgelopen maanden is hij op dat standpunt teruggekomen. “Er zijn teveel factoren die je niet onder controle hebt, die te maken hebben met klimaatsverandering, met macht, met de laksheid van mensen, die maken dat die grootse dingen niet werken. En dan krijg je die teleurstelling, want je had veel te weinig mensen meegekregen. Dus ik ben steeds meer geneigd, misschien omdat ik ouder word hoor, om kleine dingen te doen, dingen die je onder controle hebt.”
“Het Nationaal Aids Programma gaat binnenkort van naam veranderen: het Nationaal HIV Secretariaat (NHIVS). Het NAP wordt gerund door hele jonge mensen, maar ze zitten in de bureaucratie van de overheid, want ze zijn onderdeel van die overheid en dat moet zo blijven. Ik denk dat de systemen waarvan het NAP afhankelijk is, goed moeten worden opgezet. Bijvoorbeeld: belangrijk is dat mensen die besmet zijn met hiv die therapie krijgen waar ze aanspraak op maken. Daar is geld voor. De begroting van Volksgezondheid is aangepast. Ik moet zeggen dat van die hoek uit heel veel gedaan is. Iedereen in Suriname kan die medicijnen krijgen.
Therapietrouw
“Maar het Bureau Geneesmiddelen Voorziening zou naar mijn mening centraal moeten staan bij het bestellen van medicijnen en het voorraadbeheer. En daarnaast moet er een monitoringssysteem komen om na te gaan of mensen therapietrouw zijn. Maar die systemen daar is het NAP niet verantwoordelijk voor. Daar moeten BGVS en BOG over gaan en die dingen moeten werken. Het NAP bestelt nu medicijnen en ze behóren dat niet te doen. Het NAP moet coördineren, de kwaliteitscontrole doen, de laatste ontwikkelingen op het gebied van preventie bijhouden, strategische informatie verzamelen over programma’s. Dat is hun taak en geen medicijnen bestellen. Ik beschuldig niemand, maar ik weet wel dat het NAP het nu doet en ze behóren dat niet te doen. “De westerse wetenschap, de westerse geneeskunde is gebaseerd op wat je kunt zien, kunt ruiken, horen of voelen. Alle andere dingen die je niet kan waarnemen, dat bestaat niet. Er zijn zoveel dingen die je niet kunt zien of voelen of ruiken. Er wordt veel te weinig gekeken naar die tachtig procent van de dingen die we niet kunnen waarnemen. We gaan net zover tot we met laboratoriumonderzoek, een scan of test iets kunnen meten. En dan behandelen we dat. We kunnen bijna alles repareren. Daar is niks mis mee.
Als je kijkt naar mijn vakgebied, hiv en aids, naar Magic Johnson, die is rond 1990 besmet. Hij had het geld, het is op tijd ontdekt, hij heeft zijn levensstijl veranderd en leeft nu nog. Bijna alles is te repareren, door te snijden, te bestralen. Maar waaróm ontstaat er kanker, waaróm gaat het mis. Ik vind dat daaraan veel meer aandacht moet worden besteed. Er moet ook onderzoek gedaan worden bij gezonde mensen. Waarom is die persoon gezond?”
“Ik ben steeds minder geïnteresseerd in grote dingen. Dus ik wil nu een paar kleine dingen doen waarvan ik kan zeggen, daar heb ik een bijdrage aan geleverd. Je kunt geweldige dingen doen, maar wat mensen van je onthouden is je karakter, hoe je omgaat met mensen. Ik heb nu bij UNAIDS een contract getekend tot juli 2009. Daarna kan ik in Suriname een rustig bestaan gaan leiden. Het NAP ondersteunen, weer naar de universiteit, lesgeven aan jonge mensen.
“Als ik bij de Verenigde Naties blijf, dan wil ik weer terug naar India, ábsoluut. Ik ga dit artikel ook aan mijn baas Peter Piot, directeur UNAIDS, laten lezen. Dit is mijn sollicitatiebrief. Ik wil terug naar India, omdat ik weet dat ik daar goed werk kan doen en ik denk dat UNAIDS er alles aan zal hebben om iemand met zoveel liefde en drive daar te laten werken. Ik voel me daar thuis. Ik wéét dat ik daar optimaal kan werken. In India had ik een team dat groeide van zes naar zesendertig mensen. Onderling vochten ze als katten en honden, maar wel met respect. Als we aan het einde van de week nagingen: wat hebben we gedaan, dan was dat spéctaculair. En maandag vochten ze weer.
“Mijn derde optie is consultant voor Public Health, het verdient goed en je kunt werken waar en wanneer je wilt. Ik zie dat als ik oud word, ik dit huis niet kan onderhouden. Ik heb geen kinderen, ben niet getrouwd, maar ik kóm hier terug. Ik ga wonen in dit appartementje. Ik zorg dat er een rolstoel in kan, ik wil niemand tot last zijn. En het mortuarium is hier om de hoek, ik loop er zélf naar toe. Ik ben makkelijk, ik hou van films, ik heb iets van duizend films, en als ik blind word, dan ga ik naar muziek luisteren. “Suriname is mijn land, als het hier niet onder loopt, Suriname! Suriname betekent voor mij rust, geen lawaai, geen oorlog. Wat ik wel wil blijven doen is reizen. Ik reis duizenden kilometers per jaar. Ik wil twee keer per jaar naar India, ik moet, ik moet, vanwege die chaos, vanwege die constante verandering, omdat het in elkaar past.”