Sjango: een subcultuur
De hedendaagse benaming ‘sjango’, heeft door de jaren heen vele voorlopers gekend; ‘django’, ‘wakaman’, ‘wako’, ‘fayaman’, ‘kwaiki’, of ‘badman’. De definitie luidt: een kerel die stoer rondloopt en leeft van hosselen. Zijn podium is haast iedere hoek van elke straat, voor de winkel van omu Sneisi of tijdens het uitvoeren van zijn werk (wat dat ook moge zijn). Zijn taalgebruik is anders dan wat gangbaar is. Zo begroet de sjango een compagnon met ‘ja toch?’ of ‘ofa?’. Wat in feite simpelweg betekent: ‘Hi, hoe gaat het?’
Laten we ook even stilstaan bij zijn loophouding. De sjango schijnt al jaren bewust last te hebben van een beenafwijking. Voor iedere jongeman die wenst de sjango-swagg over te nemen, is het hebben van een been dat korter is dan het andere sterk aan te bevelen. De sjango loopt niet gewoon… hij veert!
Het wordt in Suriname ‘normaal’ gevonden om jonge vrouwen na te roepen. Het overkoepelende woord voor deze handelingen noemen we ‘schijnen’. Meestal gebeurt het met woorden als ‘psst…’, ‘poppetje’,’ baby’ of ‘schatje’, volgens de respondenten standaard onderdeel van hun woordenschat. Maar let wel: deze woorden mogen enkel en alleen gebruikt worden in een specifieke choreografie. Deze is ontwikkeld binnen de studierichting ‘Op de hoek’ aan de Universiteit van de Straat.
De choreografie vereist enkele typische karakteristieken. Zo gaat de sjango vaak te werk in groepsverband. Waarschijnlijk om zijn stoere mannelijkheid te tonen aan medejagers. Of misschien ook uit angst om op zijn nummer gezet te worden door een vrouw. De sjango bewandelt, ongeacht ras, huidskleur of sociale klasse, de straten met een unieke air van zelfliefde. De straat kenmerkt hij als zijn front. Wat betekent dat hij zichzelf altijd de bevoegdheid mag geven het seizoen ‘open’ te proclameren voor het jagen op het vrouwelijk geslacht.
Meer weten? Koop dan snel de Parbode,,,