Slapen voor de school
Overnachten voor de school om een plaats voor je kind te bemachtigen. Het probleem speelt al meer dan twintig jaar en de overheid heeft het nog steeds niet weten te verhelpen. Maar dat is niet het enige onderwijsprobleem. Zittenblijvers, onbevoegde leraren, weinig persoonlijke aandacht, middagscholen en veel te grote klassen. Volgens onderwijstechnoloog Henri Ori wordt het tijd dat de regering niet meer zuinig aan doet en eindelijk eens een keer lef toont. “We moeten verder kijken. Onderwijs is de toekomst van de natie.”
In de jaren zestig heeft de regering samen met Unesco uitgezocht waar scholen moesten worden gebouwd. Onvoorzien was de trek naar de stad, de zich de laatste twintig jaar heeft voorgedaan. De problemen zijn vooral voelbaar in Paramaribo en Wanica. Klassen van veertig leerlingen zijn niet ongebruikelijk.
Dit jaar werd een dieptepunt bereikt op het Natin, waar achthonderd leerlingen zich hebben aangemeld, terwijl er in eerste instantie slechts 250 konden worden geplaatst. Na veel protesten is dit aantal op de valreep flink uitgebreid. Ook in Latour bleken de twee middagscholen nog steeds nodig te zijn om ongeveer honderd leerlingen op te vangen. Ori noemt de middagscholen dramatisch. “Het was een noodoplossing, maar die noodoplossing duurt nu al vier jaar. De kinderen lopen daar een enorme achterstand op. ’s Middags kunnen ze niet meedoen aan naschoolse activiteiten en ook hun vriendjes kunnen ze niet meer zien.”
Adiel Kallan, directeur onderwijs van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov), maakt zich ook zorgen over de middagscholen. “Ik ben bang dat het dit schooljaar nog niet verholpen kan worden.” Op de vraag waarom het zo lang duurt, antwoordt hij: “Het is een duur proces. We dachten dat middagscholen een goede oplossing zouden zijn, ook vanwege een optimaal gebruik van onderwijslokalen. Het was een experiment en helaas is het niet gelukt. We proberen de situatie zo snel mogelijk te verbeteren, maar er zijn wat problemen met de infrastructuur.”
Planningsvisie
Ori denkt dat de regering goed moet gaan uitzoeken waar scholen precies nodig zijn.“Aan het aantal kleuters in een gebied kun je zien wat de verwachtingen voor de toekomst zijn. Overvolle scholen zijn dan te voorkomen.” Maar volgens Ori mist Suriname die planningsvisie. “Onze horizon is te beperkt. Wij richten ons op de nabije toekomst en de Surinamers willen gelijk actie zien, maar zo kom je niet verder. We missen een mooie toekomstdroom.”
Kallan is wel tevreden over het huidige beleid en de vaart waarin klaslokalen hier gebouwd worden. Dit jaar zijn er 65 nieuwe lokalen bijgekomen. “Je kunt wel zeggen dat je duizend nieuwe lokalen wil, maar als ministerie is dat niet te behappen. Dit is realistisch. En we blijven bezig.”
Kallan blikt terug op het voorval in augustus van dit jaar. Wolf vertelde de pers dat er drie nieuwe scholen gebouwd zouden worden en Sardjoe ontkende dit vervolgens. Kallan geeft beide gelijk. “Sardjoe kijkt met een statistische bril. Als je statistisch over het hele land alle leerlingen zou verdelen over alle scholen, dan zouden alle klassen ongeveer 25 leerlingen hebben. En dan heb je geen nieuwe scholen nodig.” Helaas werkt het zo natuurlijk niet. Ouders willen hun kind gewoon op de dichtstbijzijnde goede school plaatsen.
Het probleem met inschrijvingen voor de scholen ligt volgens Ori niet alleen bij de overheid, maar ook bij de ouders. “De ouders hebben hun voorkeuren voor een school en mede daardoor liggen ze al om vier uur ’s ochtends voor de deur.” Ori meent dat het niveau van onderwijs op alle scholen ongeveer even hoog is. “Ik zou willen zien dat ouders van te voren hun voorkeuren registreren en dat de overheid dan alle kinderen een school toewijst.”
Kwaliteit
Uit cijfers blijkt dat er in de laatste klas van het Gewoon Lager Onderwijs (GLO) een slachting plaatsvindt, iets minder dan vijftig procent mag door naar de MULO, en dat is ook nog eens slechter dan voorgaande jaren. Volgens Ori ligt dan ook het grootste probleem van het onderwijs in de manier van lesgeven. “Het Surinaamse onderwijs leidt niet op tot talenten. De klassen gaan uit van een gelijk niveau. Je hebt daardoor veel zittenblijvers, maar ook talenten worden niet gestimuleerd.” Suriname zou zich meer moeten richten op het individu. “We zouden een leerlingvolgsysteem moeten hebben, zodat kinderen met problemen of een achterstand gelijk geholpen kunnen worden.”
Hij stelt dat men in Suriname altijd uitgaat van het gemiddelde en daarom wordt heel erg vastgehouden aan de lesstof. “Moet je je voorstellen hoe inefficiënt het voor de natie is als iedereen een jaar blijft zitten.” Nu ligt het percentage zittenblijvers voor de eerste, tweede en derde klas van het lager onderwijs gemiddeld op 33 procent. “Er is nauwelijks ruimte voor de verschillende talenten van het kind en dat is jammer want een samenleving bestaat ook uit musici, sporters en kunstenaars.”
Kallan zegt dat de grootte van een klas niet uitmaakt voor de kwaliteit van het onderwijs. Het bewijs ziet hij overal om zich heen. “Je hebt leerkrachten die klassen van veertig leerlingen makkelijk aankunnen en je hebt leerkrachten die moeite hebben met zeven kinderen.” Volgens Kallan hoef je dan ook niet perse te streven naar kleinere klassen, maar moet je meer op de kwaliteit van de leerkrachten letten. Het ministerie is daar nu al mee aan de slag. “We zijn al twee jaar bezig om alle scholen te bezoeken en nu gaan we rapporten uitbrengen over de stand van zaken.”
Onbevoegd
De cijfers van onbevoegde leraren in het binnenland zijn schrikbarend. 59 procent van de leraren is gedeeltelijk of geheel onbevoegd en op sommige scholen geldt dat voor honderd procent van de leraren. Julian With, voorzitter van Stichting de Verlichting die een bijscholingsproject voor leraren in het binnenland heeft opgezet, is van mening dat goede leraren juist extra nodig zijn in het binnenland. “De kinderen leven in een stimulusarme omgeving. Vaak leren ze het Nederlands pas als ze op school komen en daarnaast zijn hun ouder ook vaak ongeschoold. Daar krijgen ze dus ook geen begeleiding van.” Uit cijfers van het examenbureau blijkt dat maar veertien procent van de kinderen in Brokopondo en Sipaliwini voor de MULO slaagt. In Nickerie ligt dat percentage op zeventig procent.
With vindt dat de overheid meer zou moeten doen om leraren naar het binnenland te krijgen. “Leraren moeten wel gek zijn om voor het binnenland te kiezen. Het is totaal niet aantrekkelijk.
Duurder
Het leven in het binnenland is duurder, er is weinig te doen en leraren moeten veel dingen inleveren.” Een oplossing ziet hij dan ook in de verhoging van het woongenot en de salarissen.
Ori en Kallan hebben beiden veel vertrouwen in het BEIP, Basic Education Improvement Programm, van het MINOV. Een project van $ 14 miljoen dat op de lange termijn de problemen van kwaliteit en interne efficiëntie van het basisonderwijs zal moeten aanpakken. Een van de aspecten zal de omvorming zijn van het huidige zes jaar lager onderwijs en vier jaar voortgezet onderwijs in een elfjarig basisonderwijsniveau. “Kinderen hoeven dan niet op jonge leeftijd te beslissen wat ze met hun leven willen en hebben meer tijd om zich te ontplooien. Een ononderbroken ontwikkelingsproces”, aldus Ori. Volgens hem zijn de voorbereidingen inmiddels afgerond en staat volgend jaar de eerste pilot in de planning. Als het werkt zal het nieuwe programma vanaf 2010 in het hele land ingevoerd worden.
Hij wijst erop dat de regering aan het plan vast blijven houden. “Je komt niet verder als iedere regering met een nieuw plan komt. Maar helaas kijken Surinamers niet vooruit. Ze zien het nut niet in van een twintigjarig plan. De regering moet lef tonen. Ze moeten zeggen wij erkennen dit probleem en we gaan nu een substantieel bedrag geven om dit op te lossen. Ze moeten iedereen overtuigen waarom dit nodig is, zodat de Surinamers weten waar ze geld voor betalen.”
LANA LEACH
Een moeder van acht kinderen vertelt: “Het tijdstip voor ouders om hun kinderen in te schrijven was in Paramaribo Centraal, Zuid en Noord in de jaren tachtig al zes uur ‘s morgens, dat werd vier uur ‘s morgens, en steeds vroeger. Met je buurvrouw of je man moest je in de auto wachten, voorzien van een thermos koffie of thee, brood en wat lectuur tot het inschrijven tussen half zeven en half acht begon. Sinds 2005 gaan veel ouders zelfs direct na hun werk, vanaf een uur of vier ’s middags al naar de school. Zestien uur bivakkeren ze met hun lakens, eten en drinken bij de school.
“Je maakte zelf nummers met de eerste ouders of een lijst om het ordelijk te laten verlopen. Meer en meer ouders werden teleurgesteld, ze moesten weer een buurt verder om hun kinderen in te schrijven. Er waren bij voorbeeld maar vijftig plaatsen voor de kleuters, de eerste klassen lager onderwijs, de MULO of de LTS. Soms was het na die zoektocht ook niet gelukt, want je hoorde pas bij de inschrijving dat er al twintig geslaagde kinderen van de school ernaast, of broertjes en zusjes van de huidige leerlingen zich voor de vakantie al hadden ingeschreven. Veel leerlingen vonden geen plaats op een school in de buurt. Dan was je aangewezen op de centrale inschrijving in september.” In 2006 meldde zich alleen al 500 leerlingen voor LBGO en MULO zich aan voor de centrale inschrijving. Meer dan de helft van de studenten waren Marronleerlingen uit Zuid.
Elvira Rijsdijk