Soekijo Djasmo
Onze ouderen hebben een lang en vaak werkzaam
leven achter de rug. Met Parbode blikken ze terug
‘Politiek interesseerde me niet zoveel’
Aangekomen op het erf bij Leiding 11a blijkt het een bijzondere dag te zijn voor oud-parlementariër Soekijo Djasmo: hij wordt 79 jaar. “Nee hoor, ik doe niets speciaals op mijn jaardag. Ik dank de Heer iedere dag dat ik dit leven heb mogen leiden. Ik ben een tevreden mens.” Djasmo is geboren en getogen op deze plek. Zijn ouders waren de eerste bewoners van Leiding 11a. Ze kwamen uit Indonesië en vestigden zich al voor 1900 in Suriname om in de landbouw te werken. Djasmo groeide op als jongste in een gezin van drie kinderen. In 1985 liet hij zijn huidige woning bouwen. Zelf kreeg hij ook drie kinderen, en is inmiddels trotse opa van drie kleinkinderen. Zijn vrouw, die jarenlang in het onderwijs werkte, is al 25 jaar overleden. Djasmo woont nu met zijn zoon; zijn twee andere kinderen verblijven in Nederland. Zijn vader was politiek actief voor de KPTI. “Ik ging als vijftienjarige jongen al mee naar partijvergaderingen. Ik vond het zelf niet zo interessant, maar mijn vader had me nodig om aantekeningen te maken. Hij kon zelf niet lezen en schrijven.” Dat Djasmo zelf ook een politieke carrière zou krijgen, had hij nooit verwacht. “Ik begon in 1955 als politieman. Na vijf jaar had ik dat echter wel gezien, de onregelmatige uren vond ik niet prettig.” Vervolgens ging hij aan de slag als bestuursopzichter. Dit deed hij jarenlang; hij werkte in totaal bijna 53 jaar voor de overheid. Vlak voor de onafhankelijkheid twijfelde Djasmo over zijn toekomst. “We wilden naar Holland vertrekken, omdat een groot deel van de familie van mijn vrouw daar woonde. En in Suriname wilde mijn carrière niet vlotten. Ik ambieerde de positie van hoofdambtenaar, maar toenmalig NPS-minister Olton van Genderen stond er niet voor open mij te bevorderen. Het broertje van mijn zwager, toenmalig minister André Soeperman, kreeg lucht van mijn mogelijke vertrek en bood aan me te helpen. Hij heeft uiteindelijk de bevordering voor me geregeld. Als tegenprestatie moest hij uiteraard wel een NPS’er op zijn ministerie bevorderen.” De jaren na de onafhankelijkheid waren roerige tijden. Djasmo praat wat gedesillusioneerd over de militaire coup. “Maar ik was het wel eens met de militairen. De toenmalige regering verbraste al het geld dat Holland ons deed toekomen en gaf niets aan het volk. Er moest iets veranderen.” Na het herstel van de democratie in 1987 werd hij benaderd door de KTPI om zich kandidaat te stellen. Willy Soemita drong meerdere keren aan en kreeg het uiteindelijk voor elkaar hem als lijstduwer te strikken. Djasmo kreeg echter onverwacht een plek in het parlement. “In die tijd bepaalde de voorzitter alles. Als lid was ik slechts een passant. Gelukkig is dat nu anders. Politici durven individueel steeds meer te zeggen.” Djasmo zat zijn termijn niet uit. In 1990 vond de telefooncoup plaats, waardoor de zittende regering na drie jaar moest aftreden. Naast zijn werkzaamheden voor de overheid, maakte Djasmo tijd vrij voor zijn passies. “Ik heb een onderscheiding voor mijn actieve bijdrage aan de samenleving. In 1975 legde ik een voetbalveld aan achter mijn huis. Daar werden wedstrijden gespeeld voor de Sport Organisatie Leiding en Omgeving (SOLO), waar ik medeoprichter van ben. Ook organiseerde ik snelloopwedstrijden. Tot slot hield ik van een feestje. Ik liet een dansvloer aanleggen op mijn erf en gaf bijna iedere week een feest met een echte band. Vrij toegankelijk voor de hele buurt. Mijn vrouw verkocht dan drankjes en eten aan de bar onder een zelfgebouwde tent. Op goede avonden stonden we hier met 150 mensen te dansen. Ze kwamen zelfs van Paranam om hier te feesten. Een actieve sociale rol vervullen voor de buurt, daar kon ik mijn ziel en zaligheid in leggen. Dat maakte me gelukkig.”