Sportbeleving in Suriname
‘De bal is rond’, ‘van meet af aan’, ‘zich schrap zetten’: allemaal bekende uitdrukkingen die hun oorsprong hebben in de sport. Meestal is men zich daar niet van bewust. Sport is altijd een belangrijke factor geweest in de samenleving. Maar wat is vandaag de dag de status van sport in ons land? En wat wordt gedaan om het sportniveau op te krikken?
Het is niet gemakkelijk om een aansprekend historisch overzicht van de sport in Suriname te geven. We moeten volstaan met het noemen van een paar markante momenten, zoals de oprichting van Voorwaarts, de oudste voetbalclub in Suriname, of de drie eerste Surinaamse voetballers die het hebben gemaakt in Nederland (Kruin, Sparendam en Mijnals). En de eerste afvaardiging ooit van een Surinaamse equipe naar de Olympische Spelen in 1960, maar de eerste daadwerkelijke deelname ooit in 1968 door de atleet Sammy Monsels. Of het behalen van het Concacaf-kampioenschap door voetbalclub Transvaal. Het meest recent (ook al is het intussen ruim twintig jaar geleden) de gouden olympische medaille en het wereldkampioenschap van zwemmer Anthony Nesty. En de prestaties van Letitia Vriesde met als hoogtepunt de zilveren medaille tijdens de wereldkampioenschappen atletiek in 1995. Wij willen natuurlijk altijd topprestaties zien en resultaten die aanspreken. Als die uitblijven keren we onze sporters de rug toe, zappen de kanalen langs op zoek naar topsport en adopteren we buitenlandse toppers als favorieten. Maar is dat wel eerlijk tegenover onze atleten?
Ideaal
Sport wordt in Suriname op amateurniveau beoefend. Dat hoeft geen beperking te zijn om tot topprestaties te komen, mits de ideale omstandigheden worden gecreëerd. Het scheppen van een ideaal topsportklimaat is niet de verantwoordelijkheid van maar één persoon of instantie. De overheid hoort een belangrijke inbreng te hebben, maar bovenal moeten sporters zich bewust zijn van de constante inspanningen die zij in een topsportcarrière zullen moeten leveren. De betreffende sportorganisatie heeft ook een belangrijke rol te vervullen, vooral in het motiveren en begeleiden van sporters.
Maar is de gemiddelde beleving bij de Surinaamse sporter zodanig dat een dergelijk offer kan worden gebracht? Volgens Mike Watson (45), onderdirecteur Sport bij het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, ligt de basis bij de jeugd. “Daar besteden we vanuit het directoraat dus erg veel aandacht aan. Bij hun begint het allemaal. Ander basisaspect is de gemeenschap. Mensen moeten zich realiseren dat beweging een garantie is voor een goede gezondheid.”
Liefde
“Vanaf de jeugd moet het publiek het belang van en de liefde voor sport worden bijgebracht. In Jamaica bijvoorbeeld is sport vanaf de fröbelfase een schoolvak. Voor het directoraat is schoolsport dus zeer belangrijk! We hebben een afdeling schoolsport, die zich nu voornamelijk bezighoudt met schoolzwemmen, maar vroeger ook met de organisatie van schoolsporttoernooien op verschillend onderwijs niveau. Deze activiteiten zijn om verschillende redenen een tijdje niet gehouden, maar worden binnenkort geherintroduceerd.
“Ook het Inter-Guyanese toernooi moet als belangrijk evenement voor de schooljeugd worden genoemd; het bijzondere van het evenement is dat het wereldwijd het enige internationale sportkamp is voor scholieren tot negentien jaar. De spelen worden door de organiserende overheid gefinancierd.
“Verder is gymnastiek op de lagere scholen prioriteit, maar de situatie is vooralsnog niet ideaal; kinderen kunnen zich niet behoorlijk wassen na een gymnastiekles. Dit manco kan worden verholpen door in elke wijk standaard een sportcentrum te hebben, waar scholen dan gebruik van kunnen maken.”
Watson constateert dat Surinamers te weinig bewegen. “Dat is spijtig en daar moet verandering in komen. We moeten eerst uitzoeken waarom de Surinamer niet voldoende beweegt, pas daarna kan een programma worden ontwikkeld om dit probleem aan te pakken. Het directoraat is meestal betrokken bij sportactiviteiten die op de massa zijn gericht. En er wordt samengewerkt met buurtorganisaties en andere instanties die zich bezighouden met het bevorderen van beweging en gezondheid.”
Watson zegt dat aan het budget voor het Directoraat Sport– en Jeugdzaken kan worden gezien dat voor de regering sportontwikkeling ernst is. “In vergelijking met 2008 is het budget verhoogd met meer dan tweehonderd procent. Natuurlijk wil je als sportbestuurder altijd meer, maar je hebt rekening te houden met de realiteit.
“Voor de ontwikkeling van de sport moet ook aan het opleiden van kader worden gewerkt. En dan bedoel ik niet alleen hoger kader. Juist om te voorzien in de behoefte aan sportlessen in het lager onderwijs, zijn mensen nodig. Het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) is een Hbo-opleiding; voor wat betreft Lichamelijke Opvoeding moet daar dus verandering in komen, de opleiding moet naar een iets lager niveau. Dit is slechts één facet van het kadervraagstuk, maar wel een zeer belangrijk facet voor de ontwikkeling van jeugdige sporters en het ontdekken van aanwezig potentieel.”
Potentie
Het Surinaams Olympisch Comité (SOC) kan worden gezien als overkoepelend orgaan van sportbonden in Suriname; slechts nationale bonden (die op hun beurt lid zijn van een respectieve internationale federatie) kunnen zich aansluiten bij het SOC. Secretaris-generaal Guno van der Jagt geeft een overzicht van de activiteiten van het SOC. Hij zegt dat de organisatie graag ziet dat meer bonden zich aansluiten, vooral daar waar de potentie aanwezig is voor het introduceren van (Olympische) sporten die nog niet in Suriname worden beoefend.
“Het SOC stimuleert tot lidmaatschap, omdat daaruit voordeel is te halen. Het SOC is namelijk niet slechts actief rond de Olympische spelen, maar participeert ook ten aanzien van de ontwikkeling en het op een hoger plan brengen van de sport. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het binnenhalen van trainers voor trainers en andere specialisten, het uitzenden van sporters en trainers/coaches voor buitenlandse stages en het aanbieden van scholarships. Om in aanmerking te komen moet bij een sporter wel de potentie aanwezig zijn om een Olympische kwalificatie te kunnen afdwingen. Deze activiteiten worden meestal gefinancierd door het Internationaal Olympisch Comité (IOC) via hun werkarm, het Olympisch Solidariteitsfonds.”
Het SOC wil regelmatig overleg plegen met de lidbonden, maar dat gaat vrij moeizaam. Illustratief zijn de geringe reacties van de sportorganisaties op het concept Nationaal Sportontwikkelingsplan dat hen is toegestuurd voor commentaar. Er liggen plannen om het Olympic House, de accommodatie van het SOC, uit te bouwen tot een centrum waarin alle lidbonden gehuisvest kunnen worden. In een iets verdere toekomst moet er door het SOC een multifunctioneel sportcentrum in Suriname worden opgezet.
Geld
Van der Jagt: “Voor die projecten is natuurlijk geld nodig. Het SOC haalt haar middelen uit fondsen die beschikbaar komen uit het Olympisch solidariteitsfonds en winsten die door het IOC op de Olympische Spelen worden gemaakt. Afdracht van gelden aan lidlanden vindt plaats aan de hand van het aantal deelnemers dat is afgevaardigd. Dus hoe meer sporters, hoe meer geld het SOC binnenkrijgt en hoe meer er voor de sport kan worden gedaan. Maar de sporters dienen wél de limiettijden voor kwalificatie te halen. Het SOC vindt vooral trainingen op hoog niveau essentieel voor het halen van limiettijden.” Hij denkt dat aangeboren talent een vereiste is om op topniveau te kunnen meedraaien, maar dat uiteindelijk de trainingsintensiteit de bepalende factor is. “Ter illustratie: Anthony Nesty was in 1988 tijdens zijn gouden race een fractie van een seconde sneller, omdat hij na afloop van de reguliere trainingen extra trainingsuren maakte. Maar in Suriname is, met uitzondering van misschien de zwemsport, van een respectabele trainingsintensiteit geen sprake. Drie keer in de week trainen is in Suriname de norm, maar dat wordt op internationaal niveau gezien als recreatief sporten. Er moet om het huidige internationale niveau enigszins te benaderen op zijn minst acht keer in de week en onder deskundige begeleiding worden getraind.”
Ontwikkelingsplan
Inmiddels ligt er een Nationaal Sportontwikkelingsplan. Van der Jagt legt uit dat hierin vooral initiatieven van verschillende personen en organisaties zijn opgenomen. “Het plan zal worden gedragen door vier pijlers: sportinfrastructuur, ontwikkeling van de breedtesport, talentontwikkeling en topsportontwikkeling. Als deze vier pijlers resultaat opleveren, komt de vijfde belangrijke pijler aan bod: het organiseren van multi-sportevenementen. Op dit moment is Suriname niet eens in staat om dit op Caribisch niveau te doen.”
Watson stelt dat via het ontwikkelingsplan de structuur van het sportbeleid moet veranderen. “De sportpoot moet uit de overheidssfeer, zodat efficiënter en sneller beleid kan worden gemaakt, vooral voor wat betreft de financiële input, waarmee bedrijfsmatig kan worden gewerkt. Belangrijk hierbij is een gedegen interne controle.Er moeten meer eisen worden gesteld aan begunstigden, alles zal transparant moeten gebeuren, waarbij vanaf het begin bekend is wat de behoefte is.”
Ook tegen de output qua prestaties zal anders moeten worden aangekeken. Watson: “Nu is rapportage van besteding van middelen voldoende, in de toekomst zal binnen een vastgestelde periode resultaat zichtbaar moeten zijn. Monitoren van sportprestaties zal gebeuren door het Instituut Nationale Sportselecties, dat nog moet worden ingesteld. Jeugdsport heeft zoals gezegd prioriteit, evenals het introduceren van sportwetgeving; dat ontbreekt helemaal in Suriname!”
Politiek
Het Nationaal Sportontwikkelingsplan zal in delen worden uitgevoerd, de financiering wordt deels uit de begroting van lanti gedekt. Voor de grotere facetten uit het plan moet wel naar externe financiering worden uitgekeken. Belangrijk is dat de politiek zich committeert.
Het is te hopen dat niets de uitvoering in de weg staat. Het integrale karakter van het plan moet een substantiële kwaliteitsinjectie voor de sport garanderen en het woordje ‘commitment’ moet geen loze kreet zijn. Misschien kunnen we dan over een paar jaar weer de straat op omdat een Surinaamse sporter tijdens de Olympische Spelen een medaille heeft behaald.
Auteur: Andy Truideman