Staatsolie neemt risico’s
Op zoek naar de bonanza
Momenteel is de publieke aandacht gericht op het wel of niet verkopen vanaandelen van Staatsolie. Maar in de grapevine klinkt nog een ander verhaal.Staatsolie investeert namelijk een half miljard USdollar in de uitbreiding van deraffinaderij. Maar wat als er niet meer olie wordt gevonden?“Er wordt niet vooruit gekeken of naar een worst case-scenario.”
Het had niet veel gescheeld ofSuriname had helemaal niksover haar olie te vertellen.“We mogen van geluk spreken datwe die olie geen dag eerder hebbengevonden”, zegt Hugo Coleridge. Degelauwerde oud-president-commissarisvan Staatsolie gaf in 1965 leidingaan een ploeg van de GeologischeMijnbouwkundige Dienst die tijdenseen waterboring op een schoolerf inCalcutta (Saramacca) op olie stuitte.“Hadden we die olie eerder gevonden,dan waren wij nooit aan bod gekomenmet een eigen oliemaatschappij. Danzou namelijk het contract gelden datSuriname toentertijd had opgesteldmet de Franse oliemaatschappij ElfPetroleum.” Gelukkig besloot Elf,die de gehele Surinaamse kustlijn inconcessie had, dit contract vanwegenegatieve onderzoeksresultaten teontbinden.Na de vondst duurt het zo’n twintigjaar alvorens Suriname Staatsolie oppoten zet. Het was simpelweg langetijd niet lucratief genoeg om in deproductie van aardolie te investeren.De uitbraak van de wereldwijde economischecrisis van de jaren tachtigbrengt daar verandering in. Door grotebinnenlandse onlusten besluit Iran,een van de grootste olieproducerendelanden ter wereld, om veel minder oliete exporteren, waardoor de prijzenervan in raketvaart omhoog schieten.Dit was een zegen voor een land alsSuriname dat een onbekende hoeveelheidaardolie onder zich heeft borrelen.Een barrel (vat) kostte in de jarenzestig immers niet meer dan tweeUSdollar, terwijl er sinds de crisis vande jaren tachtig zo’n 25 USdollar perbarrel neergeteld moet worden. Onderleiding van geoloog Eddy Jharap isStaatsolie Maatschappij Suriname NVmede daarom op 13 december 1980een feit.
Gebrek aan reserves
Momenteel is de publieke aandachtgericht op het wel of niet verkopen vanaandelen van Staatsolie, uitgegroeidtot hét tastbaar bewijs van ‘geloofin eigen kunnen’. Maar er is ook eenander verhaal hoorbaar. Hardnekkiggenoeg om erop af te gaan. Staatsoliebesteedt namelijk een half miljardUSdollar aan een raffinaderij. Volgenscritici is de kans groot dat binnenenkele jaren, door gebrek aan groteoliereserves, deze uitbreiding van deraffinaderij niet rendabel zal zijn. Metde uitbreiding moet in plaats van dezevenduizend barrels ruwe olie per dagstraks vijftienduizend barrels wordenverwerkt. Terwijl de laatste berekeningenuitwijzen dat we slechts tothet jaar 2020 dagelijks zestienduizendbarrels uit de bestaande voorradenkunnen putten, alvorens het aantalslinkt.Toch lijkt het declinen van de reservesin combinatie met het uitblijven vande ‘bonanza’ – zo wordt een groteolie-meevaller of gelukje genoemd – degrote investeringen door Staatsolieniet te belemmeren. Die speelt immersvoornamelijk in op de dag datdie bonanza wél wordt gevonden.Een deskundige, die slechts anoniemaan het woord wil komen, vindt hetonbegrijpelijk dat de oliemaatschappijhaar vingers brandt aan de uitbreidingvan de raffinaderij. “Juist omdat er deafgelopen zeven jaar geen grote nieuwereserves zijn gevonden, is het dom datSuriname een half miljard investeertin de uitbreiding van de raffinaderij.Er wordt niet vooruit of naar een worstcase-scenario gekeken.”En dat scenario is dat het nog heellang zal duren voordat die bonanzawordt gevonden; als deze al wordtgevonden. De anonieme specialist: “Eris een wetmatigheid in de mijnbouw.Die luidt: bouw nooit een verwerkingsinstallatieals er niet voor langer dandertig jaar aan grondstoffen beschikbaarzijn om te verwerken. Volgens delaatste berekeningen kan Staatsolienog amper tien jaar teren op de huidigereserves.”
Hartstikke rendabel
Rudolf Elias, project director Refinery Expansion, steekt een hartelijke lach op als we hem dit voorleggen. “Natuurlijkis het rendabel, de uitbreidingis hartstikke rendabel. Wat is nou nietrendabel om zelf te maken?” Eliasstelt zelfs dat Staatsolie een meerwaardeaan haar ruwe olie toevoegt.Als de uitbreiding in 2014 gereed is,zal onder meer hoogwaardige dieselvolgens de euro-normen wordengeproduceerd die rechtstreeks in deauto kan. Volgens Elias heeft hetvinden van de bonanza niks met deuitbreiding te maken. Als er, ondanksde vele aanwijzingen, alsnog geenextra olie wordt gevonden, dan is hetheel simpel: “Dan importeren we. Natuurlijkhebben we op de wereldmarktgekeken welke olie op die van onslijkt. Die kunnen we altijd importerenom te zorgen dat we verder kunnenproduceren.”Bovendien acht Elias een worst casescenario‘zeer onwaarschijnlijk’. Zozijn er meer hoge functionarissen vanStaatsolie die ons willen doen gelovendat het slechts een ‘kwestie van tijdis’, alvorens de feestelijke toevalstreffervan 1965 een vervolg krijgt. Dat dekleine (weinig economisch winbare)vondsten van Commewijne, Uitkijk enWeg naar Zee tot nu toe de enige zijnna die van Saramacca, doet niks afaan het optimisme. “Ik ga het in elkgeval nog zeker meemaken”, zegt eenWim Dwarkasing, deputy director Exploration& Petroleum Contracts. “Dedag waarop we meer zullen vinden, isniet ver weg.”Dwarkasing legt uit dat minstens driegrote ‘moedergesteenten’ zich diepverborgen houden in de bodem van deterritoriale wateren. Onderzoek vanhet onafhankelijke Amerikaans wetenschappelijkagentschap USGS, datlandschappen en natuurlijke grondstoffenonderzoekt, wijst uit dat ereen moedergesteente in de Suriname-Guyanabekken moet liggen. “Waarvanhet grootste gedeelte bij ons ligt”,aldus Dwarkasing. “Goed voor zo’nvijftien miljard barrels. En er moetennog meer moedergesteentes zijn, want de olie van Saramacca is van eenandere soort dan de overige die wegevonden hebben.” In zo’n moedergesteenteontstaat de olie, waarna hetvia paden in ‘vallen’ terechtkomt. Dezandbank vol met olie waar Coleridgeop stuitte, was zo’n val. Vermoedelijkzijn de kleinere olievonsten die laterplaatsvonden, de ‘paden’.De grote kunst nu is om te wetenwaar die vallen zijn; dus waar de oliezich ophoopt. Maar dat blijkt niet zogemakkelijk te zijn. “Dat er meer oliemoet zijn, daar ben ik van overtuigd,maar dat we die daadwerkelijk vinden,daar heb ik juist mijn twijfels over gehad”,dempt Coleridge het optimisme.“Dit is een van de meest moeilijk teexploreren voorkomens. Van aardoliestelt men zich voor dat het in de vormvan een ondergrondse rivier voorkomt.Maar dat is het niet. Aardolie komtvoor in de poriën van het zand. Het zijngeïsoleerde zandlenzen waar het invoorkomt en die zijn heel moeilijk opte sporen.”Dwarkasing beaamt dat de geologievan Suriname ‘zeer complex’ is. “Hiermissen we structuren, zoals geologische breuken. Bij een breuk kan de olieniet verder en stapelt het zich op. Danis het vinden makkelijker.” De breukenzijn subtiele stratigrafische trends(kleine afwijkingen in de verschillendelagen van de grond), die niet zomaarte zien zijn. Hiervoor komen peperdureonderzoekstechnieken bij kijken als 2Dseismiek of het veel duurdere 3D seismiek.Deze methodes vergen daarnaastbehoorlijk wat tijd en niet te vergetengeduld.Suriname investeert zelf op land envlak voor de kust. Hoe verder van dekust, hoe duurder de onderzoeken worden.Maar hoe groter de kans op eenmooie vangst. Het boren van een put iskostbaar. In Surinaamse wateren moeter al snel zo’n vierduizend meter diepin de bodem geboord worden. Dat kostzeventig tot honderd miljoen USdollarper boring, een pittig prijskaartje datStaatsolie liever niet voor eigen rekeningneemt. Vandaar dat contractenmet andere oliemaatschappijen wordengesloten.Op dit moment is zo’n dertig procentvan de Surinaamse wateren verdeeldonder ‘Production Sharing Contracts’(PSC’s). Hiermee verplichten departnermaatschappijen zich om in hunblok een heel programma uit te voeren,zoals het doen van onderzoek en hetboren van putten. Daarbij nemen zijalle financiële risico’s op zich. Wordter geen olie in het blok gevonden, danis de partner zijn geld kwijt. “Hoe jehet draait of keert, zoeken naar olie isrisico’s nemen”, zegt Dwarkasing.
Nieuwe methodes
Terwijl Staatsolie met man en machtop zoek is naar de bonanza, zoektmen eveneens naar nieuwe methodesom meer uit de bestaande putten tehalen. Dat heet ‘Enhanced Oil Recovery’(EOR). Het zijn technieken zoalshet drukken van stoom in de grond,waardoor de olie vloeibaarder wordten daardoor gemakkelijker en meeromhoog komt. Staatolie is daar nu doormiddel van een pilot-programma meeaan het experimenteren. Over vier totvijf jaar wordt duidelijk of een van deEOR-methodes uitkomst biedt.Dromend van de bonanza, investeertStaatsolie exorbitante bedragen inonderzoek onshore en vlak voor de kusten in uitbreiding van de raffinaderij.Ongetwijfeld houdt men daarbij de vingersgekruist, opdat de extreem hogeolieprijzen morgen nog gelden. Wanteen lagere olieprijs mag de vele autogebruikersvan het land dan wel goeduitkomen, het zal een enorme katerzijn voor het land Suriname, dat zoveelin haar (nog te vinden) olie investeert.‘Oil is where you find it’, luidt de gevleugeldgezegde binnen de oliesector. “Datwil zeggen dat er geen enkele wetmatigheidis op grond waarvan je kanzeggen: ik ga hier boren, dus hier ga ikolie vinden”, licht veteraan Coleridgetoe. “Suriname is een jonge oliestaatwaarvan, in vergelijking met anderelanger producerende staten, veel minderdata bekend zijn. Bij meer data hebje een grotere vind-kans.